Martha Muis, mijn stiefmoeder en de drijvende kracht achter de winkel van mijn vader, overleed dertien jaar geleden op 82-jarige leeftijd, in juli 2008. De jeugdherinneringen die zij noteerde in een rood schriftje, bieden een inkijkje in een gebutst maar soms toch ook heel vrolijk leven.
Dit jaar zou ze 95 jaar zijn geworden. Als ik de datum 24 maart op de kalender zie, moet ik altijd aan haar denken. Tegelijkertijd speelt ze maar een ondergeschikte rol in de vele verhalen over mijn jeugd die ik heb opgeschreven. Ik weet dat dat niet terecht is.
Het is te laat om haar alsnog recht te doen. Martha Muis, mijn stiefmoeder, overleed dertien jaar geleden op 82-jarige leeftijd, in juli 2008. Wij — haar zoon Arthur, mijn broers en ik — droegen haar ten grave in Wageningen, waar Arthur woont en werkt. In aanwezigheid van haar kleinkinderen en stiefkleinkinderen, die nooit een andere oma gekend hadden en voor wie zij de echte oma was.
Wat niet wil zeggen dat het allemaal gemakkelijk was gegaan. Ze had een onmogelijke rol op zich genomen toen ze in 1957 trouwde met mijn vader, sigarenwinkelier Tinus Rep. Hij had haar een halfjaar na het overlijden van zijn vrouw aangenomen als huishoudster. Met haar vijfjarig zoontje trok ze bij ons in. Ruim een jaar later trouwden Tinus en Martha. Het was een verstandshuwelijk, de beste oplossing voor iedereen. Tinus had nu niet alleen een nieuwe echtgenote maar ook een flinke vrouw in de winkel staan, Martha kon haar bestaan als ongehuwde moeder achter zich laten, ze had een vader voor haar kind gevonden en kreeg een mooie taak als winkelierster.
In ieder geval moet Martha’s verhaal nu maar eens opgeschreven worden. Beter te laat dan nooit. Ze was er zelf al mee begonnen toen ze een oude vrouw was geworden, mijn vader was overleden en zij naar Wageningen moest verhuizen omdat ze niet meer in staat was zelfstandig te blijven wonen. Bij de verhuizing kwam een rood schriftje te voorschijn, met handgeschreven en getypte herinneringen. Afgemaakt heeft ze ze niet. Mijn broer Jelte heeft ze geordend en geredigeerd.
Moscou, een gehucht in de buurt van de Duitse grens
Martha werd geboren op 24 maart 1926 in Moscou, een gehucht dat tot de gemeente Hardenberg behoort, niet ver van de Duitse grens. Tegenwoordig is er alleen nog maar een recreatiepark dat zo heet, iets meer dan een kwartier rijden vanaf amusementspark Slagharen. Maar van sportpark of amusementspark was natuurlijk nog geen sprake van in 1926 toen Martha ter wereld kwam.
Mans Muis, haar vader was de dandy van het dorp, zo schreef Martha in haar schriftje.
De ouders van mijn moeder hadden een andere vrijer voor hun dochter op het oog, een onderwijzer, maar mijn moeder wilde alleen mijn vader. Daar zal ze later heel veel spijt van hebben gehad, denk ik. Na een paar jaar huwelijk ging mijn vader al naar andere vrouwen en wilde mijn moeder al scheiden. Maar dat kon absoluut niet, het was een schande voor de kerk en een schande voor de familie. Het gezin kwam op de eerste plaats en daar moest ze dan maar in berusten, wat ze heeft gedaan en waarvoor ze als dank negen kinderen heeft gekregen.
Het gezin waarin Martha opgroeide, bestond uit vader en de kinderen Rikste, Dirk, Dien, Co, Fok, Martha, Jenny, Gré en Ali. Twee kinderen stierven als baby.
Mijn vader en moeder konden niet erg goed met geld omgaan. Beiden waren in hun jeugd vreselijk verwend. Mijn moeder wist absoluut niet hoe ze een huishouden moest besturen. Haar ouders hadden waarschijnlijk genoeg personeel gehad en zij hoefde alleen maar leuke dingen te doen. Ze kwam uit een rijke familie, haar vader was jong gestorven en ze had vijf broers. Ze hield niet van huishoudelijk werk en ze ging liever met mijn vader in de tuin werken. Als ze in deze tijd had geleefd, was ze zeker naar Wageningen gegaan. Nu moest ze naar een huishoudschool waar ze, volgens haar eigen woorden, alleen maar keet schopte. Naaien heeft ze nooit gedaan, dat deden haar schoonzusters wel voor haar.
Die waren ook zo lief om voor ons kleding te naaien, zoals jurkjes en onderrokken. Volgens mij heeft haar eigen familie nooit iets voor mijn moeder gedaan. Mijn moeder was alleen goed in breien, ze heeft hele mooie pakjes, een trui en rok voor ons gebreid, maar ze kon niet wassen. De pakjes werden veel te heet gewassen en en dan waren ze naar de maan.
Toen Martha's moeder haar eerste kind kreeg (Rikste, een dochter) was ze erg teleurgesteld. Ze had liever een zoon gehad. Toen die zich na een jaar later inderdaad meldde, werd het meisje dan ook bij haar grootouders van vaders kant ondergebracht: twee kinderen kon ze niet aan of ze vond een dochtertje maar een last. Daar is ze gebleven tot haar veertiende of vijftiende jaar. Martha aan het woord:
Ze heeft het daar erg goed gehad. Ze moest er wel flink aanpakken, maar dat was toen vanzelfsprekend. Iedereen die gezond was hielp mee op een boerderij. Ze moest op de koeien passen en naar de weide brengen voor ze naar school ging en dat was ook een heel eind fietsen, want ze ging toen naar de mulo in Hardenberg. Rikste miste ons erg en wilde wel graag thuis komen. Maar ik denk dat ze beter af was dan de andere kinderen, vooral na de scheiding, toen het helemaal armoede troef was. Dien, het derde kind, was volgens haarzelf het zwarte schaap van de familie en kreeg vooral van mijn vader op haar kop als er wat mis ging. Dien had slechte ogen en heeft veel in het ziekenhuis gelegen, waar ze zelden of nooit bezoek van haar ouders kreeg. Moe had natuurlijk haar handen vol aan haar andere kinderen: onder Dien waren er nog vier of vijf kinderen en iemand voor het oppassen te krijgen viel waarschijnlijk niet mee, maar voor Dien was het natuurlijk heel erg, andere kinderen kregen altijd bezoek.
Co, de vierde dochter, had ook haar mankementen. Haar ene been was langer dan het andere en haar ene voet was misvormd. Co is daarvoor wel naar het ziekenhuis geweest, maar werd niet geopereerd. Ze kreeg gips om haar been maar dat was er snel af want ze liep thuis op haar blote pootjes door de modder te baggeren en dan liet dat gips los. Het is in ieder geval nooit goed gekomen met haar voetjes.
Dit gebeurde allemaal nog in het grote huis aan het kanaal waar Gé en ik zijn geboren. Ik kan me er niets van herinneren. Mijn enige herinnering is dat ik wel eens achter mijn vader aanliep naar de tuin achter het huis, een hele grote tuin maar die was wel van zijn ouders. Mijn vader had er later toen we in Moscou woonden grote bloemkassen staan en een groot stuk grond waar hij zijn rozen kweekte. Vaders specialiteit was rozen veredelen. Daar had hij wel succes mee. Ik denk dat ik toen al belangstelling voor bloemen had. Ik vond zijn rozen prachtig. Verder herinner ik me van die tijd niets.
Mijn vader was het lievelingetje van zijn moeder en kreeg handen vol geld als hij daar om vroeg. Maar toen iemand uit de familie de anderen inlichtte over de situatie werd mijn vader failliet verklaard en moest hij zijn dure huis verkopen.
Het gezin moest verhuizen naar een huis aan een kanaal in Moscou, waar Martha en haar zussen een heerlijke tijd beleven.
Vader had er een prachtige tuin aangelegd en we woonden midden in de natuur, achter ons huis allemaal bos en verder rondom korenvelden en niet te vergeten veel wijken: vaarten voor de turfschepen. Daar in Moscou heb ik mijn mooiste jeugdtijd doorgebracht. ’s Zondags moesten wij naar de kerk, ’s morgens en ’s middags. Zo liep je op een zondag ongeveer twee uur naar de kerk, heen en weer.
Martha kon zich niet herinneren dat haar vader en moeder samen naar de kerk gingen.
Van mijn oudste zuster heb ik gehoord dat ik pas gedoopt werd toen ik een halfjaar oud was en dat kwam omdat mijn vader eerst schuldbelijdenis moest doen voor hij aan die heilige sacramenten deel mocht nemen en dat hij dat aanvankelijk niet wilde. De kerk zat toen barstensvol. De een waarschijnlijk uit medeleven, de ander uit nieuwsgierigheid en nog een andere groep uit leedvermaak, want het was zo’n rijke kakmadam die dat overkwam. Mijn arme moeder, wat moet er door haar heen zijn gegaan. Wat een vernedering. Ze is waarschijnlijk door de familie en de dominee geprest om het kindje te dopen met het argument dat het ook in de hemel moest komen.
Het leven wordt anders als haar ouders toch scheiden.
Verschrikkelijk: een scheiding en verhuizing Toen ik ouder werd, begon ik op te merken dat mijn ouders vaak ruzie hadden. Moeder en kinderen vertrekken uit Moscou. Vader blijft er wonen bij zijn tuin en zijn rozen. Verschrikkelijk was het om te moeten verhuizen, en dat op het moment dat de kersen rijp waren. Die moesten we zomaar achterlaten. Vader ging niet mee, die bleef lekker in Moscou wonen. Nog erger was dat bij ons nieuwe huis kinderen van onze school woonden. Die zeiden tegen ons: we mogen niet met jullie spelen, omdat jullie vader en moeder uit elkaar zijn en dat is zonde. Sindsdien zijn we altijd langs de andere kant van het kanaal naar school gegaan. We hebben er nooit vriendjes gehad.
Als mijn moeder geen geld meer had – wat vaak gebeurde – moesten we naar onze 'Pappe' om geld te vragen. Als hij ons zag, zei hij: zo ben je er weer om te schooien? Ja, moe heeft geen geld meer en ze moet de kruidenier betalen, anders kan ze niks meer kopen. Daar was hij niet van onder de indruk, maar we kregen toch dan meestal een of twee gulden en een waarschuwing dat hij ons niet weer wou zien.
De kruidenier kwam altijd de boodschappen brengen en dan nam hij de bestelling mee voor de volgende keer. Als moe in het krijt stond, dan kregen we bij de bestelling geen extra zakje snoep en dat vonden wij kinderen heel erg.
Toen haar moeder een beroerte kreeg, moesten alle kinderen de deur uit.
Rikste was de deur al uit en werkte bij een dominee. Daar werd ze keurig opgevoed en met haar achttiende jaar ging zij in de verpleging in Ermelo, streng gereformeerd. Dien, de op een na oudste dochter, bleef thuis om moeder te verplegen en te helpen. Ze had daarbij de steun van een wijkverpleegster en een tante. Co, die toen ongeveer dertien jaar was, ging naar een oom en tante die een bakkerij hadden. Ze werd er meer als een dienstmeid behandeld dan als nichtje. Ze moest het zwaarste werk doen dat er was, moest bijvoorbeeld alle plafonds in het hele huis schoonmaken en de bakkerij schrobben. En dat met haar ongelukkige benen, die altijd pijnlijk waren.
Martha zelf had meer geluk.
‘Ik ging naar een oom en tante, die vijf kinderen hadden, vier jongens en een meisje, een jaar jonger dan ik. Zij vonden het voor hun dochter leuk dat er een meisje kwam. Janny en ik werden dan ook dikke vrienden. Tante had een dagmeisje en we hoefden niet veel te doen, alleen ’s avonds helpen met de afwas.’
Haar aantekeningen houden kort hierna op. Over haar leven hierna tot ze bij ons kwam, weet ik niet zo veel. Ze vertelde trots dat ze bij een deftige familie heeft gewerkt en mocht helpen serveren bij een diner waar een toen nog jonge prinses Juliana aanzat. Toen ze 25 jaar was, kreeg ze na een korte relatie met een getrouwde man een kind, van wie de vader niets wilde weten.
Dat jongetje werd vijf jaar later mijn stiefbroertje Arthur
Dit is deel 1 in een serie van 2 over mijn stefmoeder Martha Rep-Muis. Volgende aflevering: Martha blaast de winkel nieuw leven in
Martha Muis veranderde alles aan de Meidoornstraat
- Gegevens
Ik had twee moeders. In de verhalen uit mijn jeugd schrijf ik voor het gemak meestal over ‘mijn moeder’, maar daarmee doe ik mijn stiefmoeder tekort. Deze maand dertien jaar geleden overleed zij, 82 jaar oud, Het wordt tijd om haar te gedenken. Deel 2 en laatst in een korte serie: Hoe Martha Muis in ons leven kwam en hoe alles veranderde. Zelfs een bezoek aan een goddeloos oord als de kermis. .
Zaandam op z’n mooist. Je kwam met de trein terug uit Amsterdam, waar we nieuwe kleren hadden gekocht. Ik had een sorbet gekregen bij Ruteck’s op de Nieuwendijk, mijn vader had een glas bier gedronken op het Damrak, terwijl mijn moeder een kopje thee nam. Het was al donker toen de trein terug raasde over de Hembrug, daarna vaart minderde en langzaam het station van Zaandam naderde.
Opeens zag je dan de Zaan, maar zo mooi als je die nog nooit gezien had. Duizenden gekleurde lichtjes weerspiegelden in het water. Hoog daarboven torende het reuzenrad uit, eromheen schitterden de andere attracties, die ik niet goed kon onderscheiden, ook al drukte ik mijn neus plat tegen het vuile raam van de trein.
Even later liepen we het station uit. Via de Provincialeweg de Gedempte Gracht op en daar, voorbij het plantsoen en het huisje van de marktmeester, begon het feest. Het was een orgie — maar dat woord kende ik nog niet — van licht en geluid. Tinus, mijn vader, met hoed en wandelstok, liep stevig door, gearmd met Meintje, mijn moeder. Bakens van zekerheid en vertrouwen.
Aan het einde van de straat was het even rustig, maar toen we even verderop de Wilhelminabrug over de Zaan hadden gepasseerd, begon het pas goed. De botsautootjes. De steilewandrace. De spokenbaan. De achtbaan. De schetterende muziek. Ik genoot met volle teugen en gaf mijn ogen goed de kost. Dit inkijkje was een unieke kans, want morgen zou de kermis weer verboden terrein zijn. Onder de hoede van vader en moeder was het veilig om hier te lopen op weg naar de Meidoornstraat, maar ik haalde het niet in mijn hoofd te vragen of ik een suikerspin of een oliebol mocht. Op de kermis, zo was ons geleerd, kwam slecht volk; gelovige mensen zoals wij, die weerstand boden aan de wereldse verleidingen, hoorden zich ver van dergelijk vertier te houden. In plaats van onze spaarcenten uit te geven aan oppervlakkig vermaak, stopten wij ons geld liever op zondag in het kerkenzakje om het bekeren van arme mensen in verre warme landen te bevorderen.
Het jaar daarop, 1955, was de Zaandammer kermis het laatste waar we nog aan dachten. In dat jaar had het de Heere behaagd om Meintje Rep, geboren Rozema, uit ons midden weg te nemen. Weg waren alle bakens van zekerheid en vertrouwen, voor mijn vader, voor mijn broers en voor mij. Ook organisatorisch en economisch lagen onze levens in scherven. Wie moest er voor ons zorgen, voor het huishouden, wie kon mijn vader in de winkel helpen?
Weer een jaar later was mijn vader hertrouwd. Hij had een huishoudster in dienst genomen die zo goed beviel dat hij haar ten huwelijk vroeg. Ze heette Martha Muis, ze was een ongehuwde moeder die haar zoontje, vijf jaar jonger dan ik, met zich meenam. Martha was een flinke vrouw die het huishouden zonder problemen op zich nam en ook nog eens een uitstekende winkelierster bleek.
Het huwelijk zou je tegenwoordig een win-winsituatie noemen. Tinus had iemand om hem te helpen bij de opvoeding van zijn kinderen, in het huishouden en vooral de winkel; Martha had een vader gevonden voor haar kind en haar onzekere toekomst ingeruild voor die van winkelierster in een zaak, die mede dankzij haar inzet steeds beter begon te draaien.
Martha was 31 jaar toen ze trouwde; Tinus, mijn vader, was 53 bij het sluiten van zijn tweede huwelijk. Het was een verstandshuwelijk, met alle fricties die daarbij hoorden. Het was voor ‘tante Martha’ moeilijk opboksen tegen de geest van onze veel te jong gestorven en diep betreurde moeder. Zij was heel anders dan haar voorgangster. Ze had een buste van Beethoven geboetseerd, die een ereplek op de schoorsteenmantel kreeg. Ze zette ’s avonds, als de winkel dicht was, de draadomroep op kanaal 4 om te luisteren naar klassieke muziek. Voor ons iets vreemds, wij waren opgevoed met kerkmuziek, hoogstens klonken in de week voor Pasen de gewijde tonen van Bachs Matthäus Passion door onze piepkleine woonkamer aan de Meidoornstraat. Ze sprak Duits — ze had immers haar jeugd doorgebracht in Ambt Hardenberg, een paar kilometer van de Duitse grens — maar ook mondje Engels, waarschijnlijk van een cursus die ze enige tijd had gevolgd. Waar en wanneer? Ik zou het haar graag alsnog vragen, maar ik heb geen idee. Veel meer opleiding dan de lagere school had ze niet gehad, maar ze was nieuwsgierig naar kennis en wist van dingen die wij, haar stiefkinderen en haar nieuwe echtgenoot, niet kenden.
Op ten minste één vlak stak Martha met kop en schouders uit boven Meintje. Zij had een goede hand van koken. Meintje had de traditionele Hollandse pot gekookt: aardappelen, lang doorgekookte groente en suddervlees, terwijl Martha gerechten op tafel zette die nieuw waren voor ons. De enige soorten soep die wij kenden, waren groente- en tomatensoep, Martha kwam met asperge-, champignon- en koninginnensoep, nieuwe smaken die we heerlijk vonden, ook al kwamen ze uit zakjes van Royco. Het ging ook wel eens fout, en dat werd haar dan lang nagedragen. Zo zette ze een keer gekookte uien op tafel, die door iedereen met afschuw werden bekeken — ik was de enige die ze met smaak opat. Een verhaal dat tientallen jaren later op verjaardagen nog verteld werd.
Tinus was de baas in de winkel, maar voldeed niet in alle opzichten aan het profiel van de ideale sigarenwinkelier. Hij was niet iemand van gezellige praatjes en zijn Zaanse humor werd niet door alle klanten begrepen, laat staan gewaardeerd. Hij wist niks van voetballen en ging al helemaal nooit kijken naar de wedstrijden van ZFC, de enige betaaldvoetbalclub in Zaandam, of van buurtclub Zilvermeeuwen. Die clubs speelden op zondag, de dag des Heeren die wij verondersteld werden rustend van het werk door te brengen en zonder anderen voor ons te laten werken.
Martha zag er aantrekkelijk uit en vond het leuk een praatje te maken met de klanten die naar ‘Reppie’ kwamen voor hun dagelijkse behoefte aan shag, pruim- of pijptabak. Ze hield de winkel bovendien keurig schoon en draaide haar hand niet om voor allerlei extra klusjes. Hoewel beiden dezelfde kerkelijke achtergrond hadden, was het geloof voor Martha niet zo vanzelfsprekend als voor Tinus. Zij stelde soms vragen over het hoofdstuk uit de bijbel dat Tinus na de maaltijd voorlas. Mijn vader hield niet van het zetten van vraagtekens bij Gods woord.
Martha was niet zo zwaar op de hand. De vloek van de kermis zei haar niets. Ik herinner me dan ook heel goed de allermooiste avond die ik met haar doorbracht. Samen stonden we op de kermis. Het was er donker, de lichtjes schitterden als nooit tevoren, de muziek schetterde, meisjes in strakke kleding paradeerden voorbij, kauwgom kauwend en met onverschillige blikken in hun ogen — zouden dit die ‘slechte vrouwen’ zijn waar mijn vader het over had gehad?
Martha vond het er heerlijk. We liepen niet zoals ik gewend was het kermisterrein zo snel mogelijk af, we bekeken alle attracties. We zagen hoe de Zaandammers werden uitgedaagd om te vechten met de kermiskampioen, al gingen we niet de tent in om te kijken hoe het gevecht verliep. Martha hield de hand op de knip, ze was zuinig en dacht er niet aan huishoudgeld op de kermis te verbrassen. Gelukkig kon er wel een ijsje voor me af.
Toen we eindelijk thuis kwamen, was ik duizelig van geluk. Voor tante Martha was de kermis een oord van gezelligheid, voor mijn vader de plaats waar Satan op jacht ging naar zieltjes. Dat wij daar hadden rondgelopen en zelfs plezier hadden gemaakt, was voor hem onbegrijpelijk.
Tien jaar nadat ze getrouwd waren, konden ze de winkel goed verkopen. Ze gingen in Castricum wonen, de plaats aan zee waar het gezin in vroeger jaren de jaarlijkse week zomervakantie had doorgebracht. De negen kleinkinderen kwamen er graag. Of Martha nu hun echte of hun stiefoma was, maakte hun niet uit.
Tinus overleed in 1991, Martha bleef tot 2005 in Castricum wonen, tot dat niet langer ging en zij naar een beschermde woonomgeving in Wageningen verhuisde. Ze overleed drie jaar later.
De sigarenwinkel in de Meidoornstraat bestaat niet meer. Maar van ‘Reppie’ weten ze nog altijd in die straat. En achter ‘Reppie’ stond Martha, vergeet dat niet.
Dit is deel 2 en laatst over het leven van Martha Rep-Muis. Deel 1: Het gebutste leven