keesstoorvogelVrijdag 17 juli overleed mijn neef Kees Stoorvogel, 92 jaar oud.

Kees had chemie gestudeerd en was in dienst van de gemeente Amsterdam. Hij was het oudste kind van mijn tante Corrie - zij was de zuster van mijn vader - en oom Anton. Net als zijn zussen Jenneke en Lise is hij ongetrouwd gebleven. Vrijwel zijn hele leven heeft hij in zijn ouderlijk huis gewoond, waar hij zijn moeder liefdevol verzorgde en later een achternicht. Zijn overlijden kwam onverwacht: tot op het laatst was hij redelijk gezond en zeer helder van geest. Vandaag, bij zijn uitvaart haalde ik herinneringen op aan de man, die een icoon van onze familie was geworden.

Daar waar de Blauwe Tram met ontzagwekkend gekrijs en gepiep de bocht neemt om Amsterdam te ontvluchten – daar stond het spannende huis van onze tante Corrie en oom Anton.
We logeerden er wel eens en speelden dan in de kelder met speelgoed dat we nooit eerder hadden gezien.
Het huis staat er nog steeds. En onze neef Kees Stoorvogel woont er ook nog steeds - in z'n eentje.
Kees is een volle neef van ons. Hij is de oudste van de familie en hij heeft een ijzersterk geheugen. Bovendien houdt hij niet van weggooien en beschikt zodoende over heel wat familiegegevens.

Met deze tekst van mijn broer Jelte begint een documentaire die Jelte en ik in 2010 maakten over het leven van onze neef Kees Stoorvogel. Wij wilden een portret maken van ons oudste familielid. Jelte en ik – alle twee journalist, alle twee zeer geïnteresseerd in geschiedenis, in het bijzonder onze familiegeschiedenis – wij hadden heel wat vragen,. Kees, met zijn geheugen als een ijzeren pot, kon op al die vragen antwoord geven. Ook op de brandende vragen die voor ons de echte aanleiding voor het maken van de film waren, want Kees was de enige levende persoon die nog de bruiloft van onze ouders had meegemaakt.

Kees wilde ons graag helpen. Het was voor hem een welkome onderbreking in zijn bestaan. Hij ontmoette nog maar heel weinig mensen. Zijn vrienden van vroeger waren al lang overleden en communicatie met hem was moeizaam, want het was een understatement om te zeggen dat Kees hardhorend was. Hij ging daar trouwens niet zo erg onder gebukt. Hij gebruikte één à twee hoorapparaten en als hij je echt niet kon horen, schoof hij je een papiertje toe waarop je je vraag kon schrijven. Een slecht gehoor, zo zei hij, was een Reppen-kwaal. Dat gold ook voor de hernia, waaraan hij ooit was geopereerd en waaraan ook onze opa Rep had geleden, evenals mijn vader, ikzelf en nog een aantal familieleden. Een Reppen-kwaal.

Sinds een aantal jaren beschikte Kees gelukkig over e-mail. Op die manier was het wat makkelijker contact met hem te onderhouden dan via de telefoon.

Toch belde hij me vaak op rond mijn verjaardag en een paar dagen na Oud en Nieuw. “Ik stuur nooit kaarten”, zei hij, “ik bel liever maar even.” We wisselden dan wat familienieuwtjes uit, waarbij hij vaak nog verrassend goed wist wat ik hem de vorige keer had verteld.

De komst van de moderne communicatiemiddelen maakte dat contact een stuk makkelijker. Voortaan kon ik hem mailen om hem op de hoogte te houden van ziektes, vakanties en overlijdens. Dat deed ik ook geregeld.

Niet dat daardoor iets als communicatie ontstond. Slechts heel zelden beantwoordde Kees een e-mail, terwijl hij toch tot diep in de nacht – hij ging pas tegen een uur of vier naar bed – achter de computer zat. Ook toen ik hem via de mail had verteld over de plannen van Jelte en mij om hem voor onze videocamera’s te interviewen, bleef een reactie uit. Vandaar dat ik hem maar voor de zekerheid toch belde om te vragen of wij inderdaad op de voorgestelde datum welkom waren. Kees reageerde wat verbaasd. Ja, natuurlijk waren we welkom, hij keek uit naar onze komst.

Kees over zijn jeugd horen vertellen was voor Jelte en mij een reis naar een ver verleden. Het was moeilijk voor ons hem voor te stellen als de kleine jongen, die op de stoep van zijn ouderlijk huis aan de Maarten Harpertszoon Trompstraat zat te wachten, ‘te smachten’, zoals hij zelf zei, tot de auto van zijn oom Tinus om de hoek van de straat zou verschijnen. Hij mocht dan een ritje maken met zijn favoriete oom,. Kees als kleine jongen… Hij was voor ons eigenlijk altijd een oude man geweest. Ik herinner me hem niet anders dan met een kalend hoofd en een pijp. Toen Jelte werd geboren, ging Kees al bijna studeren, en bij mijn geboorte, tijdens de geboortegolf van na de Tweede Wereldoorlog, was hij al bijna 23.

In het huis waar hij als kind op de stoep zat om te wachten op zijn oom, die later mijn vader zou worden, heeft hij bijna zijn hele lange leven gewoond. Het was een deftig huis, met dikke tapijten, een vreemd zitje in een donker halletje naast de woonkamer, een piepkleine wc waar, oh wonder van vernuft, ook nog een douche was ingebouwd, met een zijkamer en een chique kamer-en-suite. Maar het meest fascinerende, het spannendste van dat huis, was de kelder, waar Kees een slaapkamer en een donkere kamer had, en waar achter gordijnen ongelooflijk veel oud speelgoed en antieke boeken waren opgetast. Een stoommachientje dat het echt deed, een brievenbus waar je brieven in kon posten, blikken poppetjes, noem maar op. Met als hoogtepunt het door oom Anton getimmerde poppenhuis, met allerlei meubeltjes inclusief een bad en een wastafel met kraantjes die het echt deden en waarvan, toppunt van geluk, als we alles hadden ingericht, de schemer- en plafondlampjes, waar oom Anton fietslampjes had ingedraaid, gingen branden.

Kees had zich goed voorbereid op het interview met ons. Hij had zijn beste overhemd aangetrokken en een das omgedaan. Hij ging in zijn mooiste leunstoel zitten. Ik stelde mijn vragen zo luid en duidelijk mogelijk, en Kees – Kees vertelde. Hij sloeg een fotoalbum open en wees de mensen van lang geleden aan, die voor ons niet meer dan namen waren maar van wie hij allerlei verhalen wist te vertellen. Omdat hij hen zelf had gekend, of uit de verhalen van zijn moeder.

Dit is de moeder van oma Rep. Ze was analfabete, hè. Ze kwam uit Ameland. Seijke Van der Mey heette ze.

Nou, en dit is je overgrootmoeder Keetje Kwak. Ze was kwaad toen m’n moeder geboren werd. Opa en oma noemden haar Corrie. Nou ben ik nog niet vernoemd, zei ze. Ze werden allemaal Kee genoemd, hè. Kee dit, Kee dat.

Ze woonden aan de Oostzijde. Ik heb het huisje nog gezien hoor, tot in de oorlog heeft het er gestaan. Even onder het viaduct door en meteen links aan het water. Ik heb er nog wel heugenis aan dat ik er was. Ze hadden veel kleinkinderen en achterkleinkinderen. Een grote familie.

bruiloft tinusmeintjeToen Jelte en ik kwamen filmen, woonde Kees al jaren alleen in het ‘spannende huis’ aan de Trompstraat, na het overlijden van zijn vader in 1977 en zijn moeder tien jaar later. Het was er zacht gezegd een grote bende. Weinig herinnerde nog aan het keurige deftige huis waar wij vroeger kwamen logeren. Er lagen stapels oude kranten die hij nog moest lezen, er stonden bakken voor de katten uit de buurt die bij hem kwamen binnenlopen en de ooit zo mooie kelder met al het speelgoed deed denken aan een kraakpand. Het prachtige poppenhuis, waar hij een oud gordijn voor vandaan trok, was dof en had zijn oude glorie verloren. In een doos ernaast lagen de oude blikken meubeltjes, Kees maande me er voorzichtig mee te zijn, ‘daar heeft Jenneke mee gespeeld’, alsof hij er nog steeds op moest passen voor zijn zus.

Kees bewoonde het huis samen met de geesten uit het verleden. Hij kon ze voor ons haast levend maken Voor ons was hij bijzonder omdat hij niet alleen de enige was die nog kon vertellen over de bruiloft van onze ouders, maar ook omdat hij de eerste in de familie was die de verkering van zijn oom Tinus heeft gezien, onze jong gestorven moeder Meintje.

Dat gebeurde op zo’n middag dat hij weer ‘smachtend’ had zitten wachten tot de auto van oom Tinus, die vertegenwoordiger was in koek en snoep, voorreed. Samen waren ze naar Zaandam getuft.

Toen hij naar Zaandam ging, reed hij over de Zuiddijk en ik zie ‘t nog voor me. Hij stopte even voor dat huis, en toen kwam Meintje. Dat is de eerste kennismaking dat ik Meintje gezien heb. Het was in het prille stadium. Het zal laat in de middag zijn geweest, ik weet niet meer precies onder welke omstandigheden, ik weet alleen… die flits heb ik nog, weet je wel.

“Dat je maar lang moge getuigen”, was vroeger in onze familie het wat formele en stijve antwoord als we op verjaardagen iemand feliciteerden. Voor Kees was dat meer dan een formaliteit. Hij heeft getuigd – en hoe.

Martin Rep

27 juli 2015

 

Lees ook: Interview met Kees Stoorvogel over zijn oorlogsherinneringen


Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum