wadschoonheid 08Met de Waddentrek langs alle Waddeneilanden: van wantij en heideveld

Een ontdekkingstocht langs de Waddeneilanden was tot nu toe eigenlijk alleen mogelijk door steeds via de wal te reizen. Maar met ingang van dit seizoen is er de Waddentrek: hoppen van eiland naar eiland. Martin Rep en zijn vrouw Dicky scheepten in voor een bizarre reis langs de kartelrand van Nederland.

Al bijna een half uur rijden we over de witte vlakte. Voor me, achter me, links van me is niets te zien dan zand. Rechts het water van de Noordzee, dat glinstert in de zon.

Dit heeft niets te maken met strand, waar duizenden badgasten met elkaar pret maken, naar elkaar loeren, elkaar uitdagen en gezamenlijk de zon aanbidden. Op deze angstaanjagende vlakte durft niemand te komen. Wie nu zou uitstappen uit de grommende, omgebouwde legertruck waarin we rijden, zou zich de laatste, in ieder geval de eenzaamste mens op aarde voelen.

We zijn op de Vliehors, een uitgestrekte zandplaat die bijna de helft beslaat van het Waddeneiland Vlieland en deze rit met de Vliehors Expres maakt deel uit van de Waddentrek, waarschijnlijk de meest bizarre tocht die je in Nederland kunt maken. Ze voert langs de kartelrand van Nederland: het einde van de delta van de grote rivieren, waar de zee in- en uitstroomt, leven achterlaat maar soms Oök wegneemt.

Tussen de duinen die zee en wind hier maakten en de polders die de mens hier aanlegde, wonen mensen. Nog niet zo lang trouwens: nog geen duizend jaar. De eilanden waarop zij zich vestigden, vormen een nauwelijks zeker toevluchtsoord. Soms verdwijnen delen ervan, huizen, kerken, dorpen; soms hele eilanden, en als ze niet verdwijnen, wandelen ze langs de kust.

Voorbij de eilanden: de Noordzee. Tussen de eilanden en het noorden van Nederland: de Waddenzee, een gebied dat nu eens onder water staat en dan weer droogvalt. Je kunt soms naar een eiland lopen, maar er zijn ook geulen van tegen de honderd meter diep. Die geulen veranderen geregeld van plaats.

Onderling hebben de bewoners van de verschillende eilanden niet zo veel contact met elkaar. Slechts in het toeristenseizoen worden, meest incidentele, verbindingen tussen de eilanden onderhouden. Maar een reis langs alle Waddeneilanden maken was een vrijwel onmogelijke onderneming. Óp het Wad varen verschillende rederijen – Doeksen, Wagenborg –-, maar verder vooral particuliere ondernemers.

Schippers als Henk Boven en Theo Mosterman bijvoorbeeld, die voor eigen rekening al jaren betalende mensen mee aan boord nemen, het Wad op. Voor een feestje of voor een leerzame tocht waarbij je onderweg zeehondjes kunt zien, u kunt het krijgen zoals u het hebben wilt zolang u maar betaalt.

Zeehondjes en andere dieren zijn er volop op de Wadden, vooral vogels. Daar moeten anderen maar over schrijven, voorzover ze dat al niet gedaan hebben. Laat ik volstaan met de vaststelling: ’t zijn er heel wat.

Een reis langs alle Waddeneilanden is sinds afgelopen maand voor het eerst voor iedereen probleemloos te boeken. Dat is de Waddentrek. Hoppen van eiland naar eiland, langs de rand van Nederland. En zelfs door de woestijn van Nederland, zoals je de Vliehors nog het best zou kunnen betitelen. Maar laten we beginnen bij de haven van Lauwersoog, voor ons het startpunt van de Waddentrek.

Lauwersoog-Schiermonnikoog

Onze Waddentrek begint met vogels, en nog wel met een klein vogeldrama. Het gebeurt op de eerste overtocht die we maken. We varen met de Rottum van rederij Wagenborg, van het vasteland -de haven van Lauwersoog - naar Schiermonnikoog. Honderden toeristen stromen tegelijk met ons aan boord en grijpen meteen een dienblad waarmee ze langs de bar schuiven, op weg naar een flesje bier of een gehaktbal van het huis. Een heus autodek; weliswaar bestaat Schiermonnikoog uit niet veel meer dan één dorpje en wat wandel- en fietspaden, maar veel bezoekers nemen voor duur geld toch hun auto mee om de bagage in te kunnen vervoeren naar gehuurd huisje of appartement.

We zijn vlak bij de aanlegsteiger in de haven van Schiermonnikoog. Om de Rottum cirkelen meeuwen. Op het Wad zwemt een moedereidereend met, stijf om zich heen, negen pulletjes. Eén daarvan blijft wat achter. Een meeuw duikt erop af, hapt. In doodsnood maakt de achterblijver een diepe duik. De meeuw duikt ook en vliegt met de spartelende buit in zijn snavel naar een meerpaal. Moeder eend zwemt nietsvermoedend verder met acht pulletjes. Natuur is oorlog. Het waait nogal op Schiermonnikoog, en dat is hierbij meteen gezegd voor alle Waddeneilanden. Soms komt er regen bij, soms zon. De Wadden zijn voor mensen die tegen een stootje kunnen. Als we langs duin en weiland wandelen van de boerderij waar we onderdak vonden – de hooizolder van de Kooiplaats was de enige plek op Schier waar we een slaapplaats konden krijgen – zien we vooral veel De Waard-tenten en toeristen in zeiljack en schipperstrui, op stevige gehuurde Waddenfietsen, niet zelden een tandem.

Het enige dorp op Schiermonnikoog heet net als het eiland zelf, maar wordt ook wel Oosterburen genoemd. Hotel Van der Werff vinden we zo mooi dat we plaatsnemen op het terras ertegenover om het beter te kunnen zien. We nemen een biertje op de goede afloop en als we laat in het donker teruglopen naar de Kooiplaats regenen we nat maar dat geeft niet want we voelen ons solidair met de natuur en krijgen tranen in de ogen bij het zien van de konijntjes die voor ons uit over het pad huppelen, zo lief.

wadschoonheid 210Schiermonnikoog-Ameland

„U bent de journalist”, zegt Henk Boven. Hij drukt ons de hand. „Welkom aan boord. We brengen straks even dit gezelschap terug naar Lauwersoog en dan varen we helemaal voor jullie twee naar Ameland. ”

Henk – vijftiger, schipperspet, uniform, grijze schippersbaard – is kapitein en eigenaar van de Silverwind, een party- en cruiseschip dat helemaal is toegerust voor het varen over het Wad: aan een diepgang van nog geen meter heeft Henk genoeg om te kunnen varen. We zijn de eerste Waddentrekkers die hij vervoert. En omdat de Waddentrek garandeert dat we komen waarvoor we hebben betaald, maakt hij voor ons zijn onrendabele tocht.

Het regent en het is koud. Snel duiken we de warme cabine in. Een clubje toeristen lepelt advocaat met slagroom en spiedt met verrekijkers in de richting die de kapitein aangeeft: „Op de zandplaat links van u ziet u een groep zeehondjes.” Die ochtend heeft hij al een tocht langs de Robbenplaat gemaakt. Zijn gasten kunnen er uitstappen en bijna de zeehondjes aanraken.

„Van 't voorjaar wist ik niet wat ik zag”, vertelt Boven, ondertussen aan zijn stuurwiel draaiend. „Op de Kugelsmanplaat zag ik wel tweehonderd jonge zeehonden.” Hij vaart al jaren op de Waddenzee en houdt van het onberekenbare gebied met zijn getijdenstromen, verraderlijke zandplaten en vooral zijn rijkdom aan dieren.

Maar vandaag kijkt hij zorgelijk. Er doemt mist op. De Silverwind moet op de radar varen. Henk Boven zet kanaal 10 aan, wat verplicht is bij deze weersomstandigheden. „Mist is paniek voor velen op het Wad. Velen hebben niet eens marifoon aan boord.” Als het zicht weer helderder wordt, neemt de wind, die met een kracht van 6 waaide toen we aan boord stapten, toe.

De Silverwind moet tegen het water opboksen dat vanuit de Noordzee het Wad in spoelt. „Ik red het niet op tijd”, bromt Boven. Na Ameland moet hij terug naar Lauwersoog en dat kan slechts als de Silverwind het tij mee heeft. Dat zal alleen lukken als hij zijn groepje toeristen eerder aan wal afzet. Dat doet hij dan ook. „Jullie worden zo met een taxibusje opgehaald,” belooft hij en er is niemand die moppert. We zijn de enigen die aan boord blijven en gaan naast Henk in de stuurhut zitten. De ruitenwissers werken op volle toeren. De Silverwind slingert en stampt. De wind neemt toe tot kracht 7, af en toe wordt 8 bereikt, een getal waarbij Henk Boven eigenlijk

niet meer uitvaart. „Als ik dit had geweten, had ik het niet gedaan,” zegt hij. „Ga maar even zitten jongens. Het wordt nog erger.”

Drie uur na vertrek van Schier zetten we voet aan wal op Ameland.

wadschoonheid 28 

Ameland-Terschelling

Mevrouw Hofker is 85 jaar. Ze heeft een lief huisje naast hotel Hofker aan de Hofkerweg in het dorp Nes op Ameland. Vroeger heeft ze veel gereisd. Ze was een keer met haar man op de Berin! naar Nijmegen gegaan en het was zulk slecht weer, haar man kocht toen twee treinkaartjes naar Zwitserland en daar zijn ze jaren achtereen geweest.

Nu heeft ze aan haar huis en haar tuin genoeg. Haar zoon heeft wel eens voorgesteld haar op zijn zeilboot mee te nemen naar Terschelling want daar is ze nog nooit geweest. Maar ze denkt niet dat het ervan komt.

We nemen afscheid van haar, want na een dag Ameland wordt het tijd om verder te hoppen (bij onze aankomst had ze nieuwsgierig gevraagd wat dat hoppen toch wel is: „Ik dacht met een soort waterstep de Waddenzee op, dat leek me toch wel gevaarlijk”). De taxi – ook inbegrepen bij het complete vervoerspakket van de Waddentrek – laten we voor wat hij is, de steiger is niet ver.

Daar krijgen we spijt van. Het begint steeds harder te regenen en we zijn drijfnat als we aan boord stappen van de Ameland van Theo Mosterman. Hij is tien jaar commandant van een reddingsboot geweest maar heeft nu al weer jaren zijn eigen bedrijfje. Op de Ameland kunnen wel driehonderd man tegelijk eten, want ook dit is een partyschip; er hangen slingers in de grote ruimte benedendeks waar wij onze kleren drogen bij het heteluchtkanon.

Mosterman maakt een show van de reizen op het Wad. De passagiers kunnen zo over zijn schouder meekijken als hij vaart, op de radar, op het computerscherm waarop de eilanden en de vaargeul zijn aangegeven en de positie van de Ameland als een blokje is te zien, dat gaat via de satelliet. Mosterman heeft de dikste en ruigste baard van de Waddenzee en een dikke schippersmuts waaraan hij af en toe trekt als je hem wat vraagt. Maar een mooi houten stuurrad zoals Theo Boven heeft hij niet. Hij bestuurt zijn schip met een joystick die hij tussen duim en wijsvinger houdt. „Dit is een modem schip meneer.”

De wind zit tegen, het tij zit tegen. Als we in het wantij komen, hebben we nog nauwelijks een halve meter water onder de buik van het schip. Het wantij is de plaats waar de vloedstromen van de Noordzee die in de Waddenzee binnendringen, elkaar ontmoeten. Ze hebben daar hun kracht verloren, zodat zand en slib bezinken en de bodem wordt verhoogd. Het is hier te ondiep voor boeien.

In plaats daarvan is hier het heideveld aangelegd: dunne bomen met reflecterende strippen die lange rijen vormen als bakens voor de schippers. Het lijkt primitief, toch kunnen de schepen er mooi op varen. Maar Mosterman kan door de tegenwerkende natuur niet veel snelheid maken. De tocht van de haven van Ameland naar die van Terschelling duurt vier uur. 

wadschoonheid 90Terschelling-Vlieland-Texel

Dicky knijpt haar ogen dicht tegen de felle zon. Ik laat mijn fietsbel doordringend rinkelen. De wind suist om onze oren terwijl we het duin af razen. De hemelkoepel is lichtblauw, de zon brandt in onze nek. We zijn hoofdrolspelers in een Blue Band-reclame: zon, licht, zand, verre stemmen van kinderen, een mens is zo jong als hij zich voelt.

Dit is het land van de Union- en de Gazelle-fiets die tegen wind in nog beter vooruitkomt dan met wind mee. Meeuwen en kiekendieven boven ons, patrijzen en grutto’s en huppelende konijnen naast ons. Is dit Terschelling, Vlieland, Ameland? We zijn soms in de war, voortgejaagd als we worden door de Waddentrek. Het is de schoonheid van het Wad bij dag.

We zijn in een warme duinpan gaan liggen en laten ons verbranden door de zon. Ik dommel een beetje weg. Dit moet toch Vlieland zijn, want opeens ben ik weer aan boord van de Koegelwieck, het schip dat ons naar dit eiland heeft gebracht. De Koegelwieck doet trouwens eerder aan een vliegtuig denken dan aan een schip. We zitten in vliegtuigstoelen, de stewardess van rederij Doeksen heet ons welkom aan boord, „wilt u alstublieft uw gordels omdoen en tijdens de overtocht niet eten en niet drinken”.

Het is een catamaran, die twee hoge drijvers in het water heeft staan en wordt voortgestuwd door waterjets. De Koegelwieck rijdt met een snelheid van bijna 60 kdometer-pèr uur over de golven. Achttien minuten duurt de tocht van Terschelling naar Vlieland. „Wij wensen u een aangenaam verblijf op Vlieland, en voor de eilanders: welkom thuis,” zegt de stewardess.

Maar dan sper ik mijn open ogen en we zijn niet langer in de duinen maar opnieuw in de legertruck op de Vliehors. De wagen bonkt en schudt. Ik kijk naar buiten en zie een wielspoor naast dat van ons, al half onder het zand verdwenen.

Af en toe zakken de banden een stukje weg in het zand en ik denk met schrik aan het verhaal dat we een dag eerder hoorden (op Ameland? Terschelling?) over auto’s die op het strand in het drijfzand terechtkomen en reddeloos verloren zijn. Maar deze krijgen ze niet klein. De Vliehors Expres neemt opeens een bocht, laat de zee achter zich en rijdt recht op een houten stellage af die in de verte zichtbaar is.

Het is de Caraïbiënsteiger waar de mps De Vriendschap ligt aangemeerd. De steiger bestaat uit rammelende balken en planken en wordt elk jaar aan het begin van het toeristenseizoen opnieuw opgebouwd. Van hier maakt De Vriendschap – een open bootje waar maximaal tachtig personen in kunnen plaatsnemen – tochtjes voor dagtoeristen over het Eijer-landse Gat tussen Texel en Vlieland.

De Waddentrek maakt gebruik van deze enige verbinding tussen beide eilanden, tevens de enige van de Wadden die niet de officiële havens van de eilanden aandoet. De Vriendschap meert af bij de aanlegplaats van de reddingboot van Texel, iets boven De Cocksdorp.

Maar voor het zover is, maken we een enerverende tocht mee. Er staat een stevige bries en de golven die kapotslaan op de boeg van De Vriendschap maken de voorste passagiers drijfnat. De horizon kantelt onophoudelijk, voor het eerst kijkt Dicky een beetje nerveus.

Maar ik heb het naar m’n zin. Ik neem een juttertje, een kruidenbitter die voor een paar gulden aan boord wordt rondgebracht en kijk met welbehagen over de golven. Na al die dagen van varen, fietsen en lopen ben ik me waarachtig een ontdekkingsreiziger gaan voelen. Shit, daar is Texel al.

Morgen maken we onze laatste bootreis, met de Schulpendam van rederij TESO van Texels haven ’t Homtje naar Den Helder. Weer zo’n superveerboot voor honderden auto’s en duizenden toeristen. Mij maakt het niet meer uit. Ik heb de schoonheid van het echte Wad gezien.

Waddentrek

Dit artikel schreef ik in 1995 voor dagblad De Gelderlander. De Waddentrek doen op de manier zoals hier beschreven, is helaas niet meer mogelijk – Martin Rep

 

Copyright © 2015-2025 Studio Martin Rep Bussum