komodovaraan

Volgende week wordt in Utrecht de Vakantiebeurs gehouden, waar tienduizenden reislustigen uit het hele land op af komen, op jacht naar exotische bestemmingen. Wij maakten onze eerste echt verre reis in 1996 naar Indonesië. Daar deden we ook onze angstigste en tegelijk mooiste reiservaring op, tijdens een bloedstollende zeereis langs het woonoord van de afschuwelijke komodovaraan. 

Holland leek ver weg in deze sombere hotelkamer in Bima. Dicky had de vorige dag een lelijke val gemaakt en haar knie opengehaald. In een tropisch land moet je erg voorzichtig zijn met schaafwonden, maar dat was niet de reden dat we deze dag niet met de anderen de stad ingingen. Ze kon ook moeilijk lopen door haar verstuikte enkel.

Daarom zaten we een groot deel van de dag op die sombere, groengele hotelkamer zonder uitzicht, maar mèt airco. Om door het enige raam naar buiten te kunnen kijken, zou je op een stoel moeten klimmen. In de eenvoudige badkamer van de kamer staken we spiraalvormige branders aan die de muskieten op een afstand moesten houden.

baobab-1

’s Middags maakten we een wandeling door Bima, dat lukte Dicky net. Bima is de hoofdstad van Sumbawa. Niet veel bijzonders. Nogal streng-islamitisch, had onze reisleidster Caroline ons gewaarschuwd, dus niet te bloot gekleed gaan. Het was nog lang voor de opkomst van de imams en in Indonesië leefden op de Molukken christenen en moslims nog vreedzaam naast elkaar. Het was 1996 en Indonesië was onze eerste verre vakantie.

We maakten voor het eerst deel uit van het reisgroepje van mijn broer en schoonzus Jelte en Ria, nadat Ria’s zwager Ton wegens zijn gezondheid had moeten afhaken. Met z’n achten discussieerden we in Hilversum, Nijmegen en Zaandam over het programma: George, Dineke, Leo, Sonja, Ria, Jelte, Dicky en ik. Leo en Sonja haakten naderhand af omdat Sonja ernstig ziek werd. Een paar maanden na onze reis naar Indonesië is ze overleden.

We gingen uit van een standaard-reis van Baobab, maar hadden bedongen dat geen anderen deel zouden uitmaken van onze groep. Dit werd al de vierde reis van het groepje, vandaar de naam Party Rep IV – bij de eerste reis was het gezelschap als Party Rep de boeken ingegaan.

Het reisdoel waren de kleine Sunda-eilanden: Bali, Lombok, Sumba, Sumbawa, Flores, dan naar Sulawesi en ten slotte een weekje nagenieten op Bali. Tot het pakket behoorde een bezoek aan Komodo, gelegen tussen Sumbawa en Flores, maar dat werd op voorstel van Jelte en Ria geschrapt. We hadden niet zo veel zin te kijken naar angstige geitjes, vastgebonden aan een paal, die verzwolgen werden door een varaan.

De komodovaraan is een van de monsters van deze wereld. De hagedis kan ruim drie meter lang worden en 150 kilo wegen, zijn beet kan dodelijk zijn vanwege de bacteriën die deze aaseter in zijn muil heeft en door zijn gifklieren. Natuurlijke vijanden heeft hij niet. In een enkele maaltijd kan hij 80 procent van zijn lichaamsgewicht verzwelgen.

baobab-2

Vanwege de verveling op deze laatste dag op Sumbawa las ik de informatieboekjes met deze opwekkende informatie over Komodo nog eens zorgvuldig door. Ik las dat de varanen zich ook kilometers ver op zee wagen en dat ooit een naar een ander eiland verbannen hagedis naderhand weer werd aangetroffen op Komodo. Ik kreeg de rillingen van het idee dat we op de Javazee naast ons schip opeens gezelschap zouden krijgen van een meezwemmend monster dat likkebaarden naar onze witte kuiten keek. Ook op de navigatieapparatuur was ik niet gerust. Maar andere manieren om op Flores te komen, waren er niet, hoewel ik aan het avondeten nog voorstelde een vliegtuigje te huren.

We sliepen die nacht kort. Om vier uur zaten we al weer aan het ontbijt. In het donker reden we in een busje de lange tocht naar de haven in Sape. Daar zou ons schip klaarliggen voor de zeven uur durende overtocht naar Flores.

Van Caroline hadden we al begrepen dat de ‘gerieflijke vissersboot’ die voor Baobab altijd deze reis maakte, niet beschikbaar was omdat er aan gesleuteld moest worden. Maar onze reisleidster had een andere boot geregeld.

baobab-3

In het licht van de zonsopgang zag die er mooi en knus uit. Het witte scheepje dobberde vrolijk aan een lijntje dat was bevestigd aan een van de steigers. In Holland hadden we ons al verheugd op deze dag. Heerlijk, zeven uur over zee, lekker bakken in de zon op het open dek, wie maakt je wat? Jelte en ik hadden zeemansbloed in onze aderen: onze ‘heit’ van moeders kant had turf gevaren tussen Friesland en Amsterdam, en opa van vaders kant was binnenschipper op de hoofdstad geweest. We installeerden ons op het dek; George, die behoorlijk last had van zijn maag, op een simpel getimmerd bankje naast ons. We tuften de haven uit en genoten van het briesje en de warmte van de klimmende zon. Dat werd anders toen wij buitengaats kwamen.

Opeens veranderde het koeltje in een stevige bries, die de kabbelende golfjes opjoeg tot flinke golven. De hemel bleef blauw en de zon bleef op ons neerschijnen. Maar het bootje knalde op en neer op de golven.

baobab-4

De bemanning, vissers die zich voor een dagje hadden verhuurd aan Baobab, deed er niet al te moeilijk over. Ze rookten hun kretek sigaretten met kruidnagel. De roerganger zorgde ervoor dat het vaartuigje recht op de golven koerste.

Dat is misschien verstandig, maar voor de buitenstaander een angstige ervaring. Bij elke golf – en er waren heel wat golven – dook het vaartuig met zijn neus het water in, waardoor het water opspatte en over het dek spoelde. Er was geen sprake meer van zorgeloos zonnebaden. We hielden ons vast aan touwen, aan de mast, aan de reling, aan het houten bankje.

baobab-5

Of de vissers minachting of medelijden voor ons voelden, bleek uit niets. Een van hen zat als een vogeltje op de reling, de knieën opgetrokken, en rookte zijn sigaret. De roerganger hield met twee handen zijn stuur vast en hield het schip op de koers. Hoe, daarvan had ik geen idee. Dit schip had geen marifoon, geen boordradio, geen radar. Er was een radiootje aan boord waaruit muziek met veel ruis viel te beluisteren. Een ander bemanningslid zat beneden in de kombuis een maaltijd te koken op een Campingaz-brander. Ik zag hem bezig als ik het trapje naar beneden durfde afstommelen om naar de wc te gaan. Het lukte hem vanwege de zware zeegang maar moeizaam. Ria durfde zichzelf niet te bevrijden van haar omhelzing van de mast en liet Gods water door Gods water meespoelen toen er weer eens een golf over het dek sloeg.

Er zijn heel wat Onzevaders en andere tekenen van hoop en wanhoop opgezonden naar de hemel die dag. Ik was mijn angst voor de varanen al helemaal vergeten toen Komodo in zicht kwam. Toen geschiedde het wonder. Opeens voer de boot in de luwte van het eiland op een kalme zee. We herademden en lachten naar elkaar. Dat was me een gebeurtenis geweest, die tocht van zojuist! Gelukkig was nu alles voorbij. We installeerden ons weer op het dek en genoten eindelijk van de reis zoals die bedoeld was. Dat varanen ons wankele bootje in het oog zouden krijgen en te water zouden gaan, op jacht naar mensenvlees, nam ik nu op de koop toe.

baobab-6

Lang duurde deze verlossing niet. Komodo is maar een klein eiland. Het duurde niet lang voor we uit de beschutting waren en de droomreis opnieuw in een nachtmerrie veranderde.

Zeven lange uren duurde de reis, de langste bijnadoodervaring van mijn leven. Toen voer het bootje de luwte van Flores binnen. Het witte scheepje was opnieuw onder Jezus’ hoede. Tot onze verbijstering kwam de kok binnen een kwartier uit de kombuis met een fantastische maaltijd.

Tegenwoordig kunnen we geen herinneringen ophalen aan deze Indonesië-reis zonder het verhaal over deze tocht over zee opnieuw en opnieuw te vertellen. We drinken er een glas op en steken de open haard erbij aan. In Hilversum of Zaandam is het een mooi reisverhaal. Om nooit te vergeten, maar ook om nooit opnieuw mee te maken.

baobab-7

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum