zaandijk guiswegNet voor het jaar tot een einde komt, valt er een dreigend mailtje in de berichtenbox waar mijn overheid ook belastingaangiften en mededelingen over de WOZ-waarde van mijn huis in stopt. Opeens schijn ik te gaan behoren tot de mensen die het verkeer in gevaar brengen doordat ze tegen de rijrichting in de snelweg oprijden, zich met 50 kilometer per uur door de Coentunnel bewegen of een rotonde in de verkeerde richting nemen. Met andere woorden: ik ben een oude knar geworden, die niet zomaar zonder meer een nieuw rijbewijs krijgt. En dat terwijl ik zojuist het gouden jubileum van het rijbewijs heb gevierd.

Onze wittebroodsweken waren net twee dagen verstreken en nu stak Dicky me al de loef af.  Ze grijnsde van oor tot uur. “Geslaagd! In één keer!”

Voor eeuwig staan datum en plaats in mijn geheugen gegrift. Maandag 10 augustus 1970. Café Zaanzicht aan de Oostzijde te Zaandam. Ik moest er die dag om elf uur opdraven om af te rijden voor wat toen nog het ‘felbegeerde roze papiertje’ heette. 

Voor de tweede keer. Een paar maanden eerder had ik een vergeefse poging gedaan. Ik had bij het invoegen op de A8, de Coentunnelweg bij Zaandam, de blunder gemaakt stil te gaan staan op de vluchtstrook omdat ik geen kans zag tijdig in te voegen. 

Rijscholen in de jaren vijftig, zestig en zeventig

Daf Meeldijk rijschool allround
leeuwis
andre lagrouw
lesauto 10001 lagrauw
autorijschool k mullender dokkum historie full12
 

“Dat was echt gevaarlijk”, zei de examinator streng tegen me, nadat hij wat eerdere foutjes had doorgenomen. Ik zat tegenover hem aan een tafeltje in een zijzaal van Zaanzicht. “Die vluchtstrook loopt door tot Koog aan de Zaan hoor, ook al is de invoegstrook allang afgelopen.” Ik was afgewezen voor het praktische deel van het rijexamen. Het theoretisch gedeelte was geen probleem geweest. De avond voor het examen had ik voor het eerst het theorieboekje doorgenomen en een aantal multiple choice-vragen geoefend. 

“De theorie heeft u goed gedaan”, zei de examinator. “Dus dat blijft geldig. Tenzij u een tweede keer voor de praktijk zou zakken, dan moet u ook dat opnieuw doen.” Hij keek me aan met een gezicht alsof hij dat best mogelijk achtte. Ik bedankte hem met een beleefde handdruk en liep het zaaltje uit. Dertig lessen à twaalf gulden waren niet genoeg geweest. Mijn rij-instructeur Onno Bloem, die in een andere zaal van het café zat te wachten, zag het al aan mijn gezicht. “Gelijk maar een nieuw examen aanvragen?”, vroeg hij vrolijk, terwijl hij bij de cafébaas een bakkie troost voor me bestelde.

De rijlessen waren ook begonnen in een café. Om precies te zijn in Café De Kruis aan de Guisweg in Zaandijk, hemelsbreed twee kilometer verderop. Daar namen wij, de jonge honden van de redactie van De Zaanlander, na gedane arbeid even een biertje alvorens naar huis te gaan voor de warme maaltijd, waarna het tweede deel van de dienst wachtte, in het redactielokaal aan de Stationsstraat in Koog, net om de hoek bij de tapperij. Of we moesten op pad naar een vergadering in de regio, een interview, een uitvoering van het amateurtoneel — we waren van alle markten thuis. Aan de bar bij De Kruis zaten altijd wel wat buurtgenoten voor een praatje. Ze zaten er nog steeds als je ’s avonds vroeg klaar was en rond elf uur opnieuw naar de kroeg liep. Klaar voor een nieuw potje bier, een nieuw praatje of anders wel een potje bamzaaien, kassie 24 of kassie 6 met als inzet een rondje. 

Het duurde niet lang voor je iedereen kende die in het café kwam. Slager Stam bijvoorbeeld, die een paar deuren verderop aan de Guisweg woonde en de biefstukken leverde voor de biefstuk-brood van De Kruis, vermaard in heel Zaandijk.  De Kruis zelf natuurlijk, die samen met zijn vrouw de kroeg had overgenomen van Ab Kok, die tot ver buiten de Zaanstreek optrad als accordeonist van het Duo Ab Kok en een nieuwe zaak in Wormerveer had geopend. Zoon Kees de Kruis stond meestal achter de bar. Hij reed de Zaanstreek door in een donkergroene Triumph Spitfire met open kap, waarmee hij wel veel jaloerse blikken maar nog geen meisje had weten te scoren. Dan waren er een aantal buurtbewoners, van wie me de naam ontschoten is, vooral supporters van VV Zaandijk. En natuurlijk Onno Bloem. 

Onno was een gezellige stamgast, een jaar of tien ouder dan de Zaanlander-verslaggevers, die allen begin twintig waren en over een paar jaar naar een ‘echte’ krant zouden uitvliegen, zoals we elkaar plechtig beloofden. Onno woonde met zijn moeder in een klein huisje op de hoek van de Guisweg en de Provincialeweg. Hij was een verstokte vrijgezel, die het café altijd via de achterdeur binnenkwam; dan konden zijn klanten niet zien dat hij het borreluur frequenteerde. 

Onno was goed in kassie 24, liet de dobbelstenen hard rammelen in de leren pokerbeker voor hij ze op de bar liet neerkletteren. Zes dobbelstenen waren bij het spel nodig. Je kon maximaal 24 punten halen: vier maal zes, want je mocht pas tellen als je eerst een één en een vier had gegooid. Onno hoefde niet zo vaak een rondje te betalen, hij was er handiger in dan wij: Fred Voorbergen, die naderhand naar de ANWB zou gaan; Ron Couwenhoven, die naam zou maken als wielerverslaggever van De Telegraaf, Peter Kok, die op het punt stond naar concurrent De Typhoon te verkassen; Jan Prins, de latere hoofdredacteur en directeur van het Rotterdams Nieuwsblad; Jan Piet, die verslaggever bij de NOS zou worden. De meesten waren er trouwens handiger in dan ik, zodat ik nogal eens aan het betalen van het nieuwe rondje vast zat.

incafedekruisRon Couwenhoven en Peter Kok behoorden tot de voormalige klanten van Onno Bloem. Hij was rijschoolhouder en had half Zaandijk leren autorijden. Peter en Ron hadden tegelijk afgereden. Peter reed naar café Zaanzicht in de auto die hij alvast, 'op verdacht' zogezegd, had gekocht. Ron kon zijn geluk niet op toen hij zag wie zijn examinator zou zijn.

Ron, een halve eeuw later: “Dat was Piet Teeling. Dat kwam goed uit, want hij was correspondent van De Zaanlander, gespecialiseerd in Zaandamse sport. Ik slaagde dan ook moeiteloos na een ritje van niks, waarvan Piet al snel riep: ‘Rij maar terug, Ron. Ik heb het al gezien’!”

cafedekruis

Rijles, dat leek me ook wel wat. Ik had weliswaar een Puch brommer, maar daar mankeerde nogal eens wat aan en ’s winters was het geen pretje door sneeuw en ijs via de Zaanse Schans naar het gemeentehuis van Wormer of Jisp te rijden. Bovendien had ik verkering en trouwplannen, dus een auto voor de deur was de volgende stap.

Onno Bloem wilde me wel les geven, “een stuk of twintig lessen zal wel genoeg zijn”, dacht hij. Ik kon de volgende dag meteen beginnen.

Dicky’s mond viel open van verbazing toen ik het haar ’s avonds vertelde. “Jij rijles? Maar dan wil ik dat ook”, zei ze meteen. Dus bij de eerste rijles kon ik Bloem al melden dat hij nog een klant had.

Het was makkelijk voor zowel de rijschoolhouder als voor mij dat ik bij De Zaanlander werkte. Voor hem was het dichtbij, ik zorgde dat ik een uurtje eerder op de krant was dan normaal en binnen een paar minuten reed de donkerrode Datsun van Onno Bloem voor. Ik had net een dubbeltje in de koffieautomaat gegooid. “Koffie, Onno?”

Het was inmiddels mijn vierde les. Fluitend reed ik de Stationsstraat uit, zo zorgeloos dat ik niet op tijd in de gaten had dat op de Hoogstraat, vanaf rechts, een vierwielig motorvoertuig naderde. Onno zag het wel en greep in: hij trapte hard op de rem. De hete koffie klotste over zijn goede broek.

Elke week reed Onno voor bij De Zaanlander en bij Dicky’s ouders. Ik ging sneller dan Dicky en mocht wat eerder afrijden, maar mijn eerste poging werd een fiasco. Mijn tweede oproep en de eerste van Dicky vielen op dezelfde datum: 10 augustus 1970. 

Twee maanden eerder waren we getrouwd, we reden netjes samen naar Zaanzicht. Dicky op haar Mobylette, ik op mijn haperende Puch.

Zij mocht eerst en kwam drie kwartier later stralend terug. In één keer geslaagd, welke vrouw lukt dat nou?

Ik had geen Piet Teeling zoals Ron Couwenhoven voor mij. Een nurkse man die naast me zat en niet veel meer zei dan: “Rechtsaf. Linksaf. Hier inparkeren. Deze afrit.”

Ik slaagde, met de hakken over de sloot. 

En nu moet het felbegeerde roze papiertje, dat ik al vijftig jaar in bezit heb maar al lang geleden is veranderd in een plastic kaartje, voor de zoveelste keer verlengd worden. Ik verwacht er niet al te veel problemen mee. Ik heb geen chronische ziekten of andere afwijkingen. Als ik maar op tijd betaal, komt het wel in orde. Zoals met de meeste mailtjes in de berichtenbox van mijn overheid het geval is. 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum