tinus-capriEen autoradio vond mijn vader maar een gevaarlijk accessoire, dat de aandacht afleidde van het verkeer. Voor een asbak gold dat natuurlijk niet, en een sjekkie draaien kon hij tijdens het rijden. Deel 3 in de serie over de auto's in mijn familie: Tinus Rep.   

Mijn vader keek in de achteruitkijkspiegel en bracht zijn auto tot stilstand aan de kant van de weg. “Toe maar”, zei hij. Ik schrok een beetje. Hier was ik niet op voorbereid.

Ik had sinds een paar maanden rijlessen van rijschoolhouder Onno Bloem. Dat ging prima, maar Onno zat altijd naast me in de Datsun om de rem of de koppeling in te trappen als ik wat verkeerd deed. De sportieve Ford Capri van Tinus, dat was heel wat anders. Maar ik stapte uit om om de auto heen te lopen en achter het stuur plaats te nemen. Het was een zonnige lentedag in het vlakke Noord-Hollandse land, niet verder van Castricum, waar mijn vader een paar jaar geleden was komen wonen sinds hij zijn sigarenzaak aan de kant had gedaan. Over een paar maanden hoopte ik te kunnen afrijden, dus het moest er toch eens van komen.

Tinus, 64 jaar inmiddels, had zelf nog niet eens zo gek lang zijn rijbewijs. Tenminste: zijn tweede rijbewijs. Vóór de oorlog had hij er ook een gehad. Het was in de periode dat hij als verkoper aan de kost trachtte te komen als vertegenwoordiger in koek en gebak. Met wisselend succes, wat zaken betreft, en met meer schuldeisers dan klanten. Het was een ‘zesdehands’ oud bestelbusje, merk mij helaas onbekend, dat hij voor een vriendenprijsje op de kop had getikt. Een auto was een bijzonder bezit in die tijd en een rijbewijs was al het minste probleem. In 1927 was het CBR opgericht, dat rijbewijzen afgaf, maar het examen stelde niet veel voor. Een paar rondjes om de kerk en dat was het, vertelde Tinus me. En de leges van vier gulden betalen natuurlijk.

tinus-autoIn het bestelautootje reed Tinus naar een klant in de Bollenstreek, naar IJmuiden en zelfs naar Friesland. Hij nam er een keer zijn aanstaande schoonvader Jelte Rozema mee naar toe, want die was een Fries. En natuurlijk nam hij zijn meisje, Meintje Rozema, mee op tochtjes door de Zaanstreek en omgeving.

Mijn neef Kees Stoorvogel, 91 jaar inmiddels, herinnert zich dat nog goed. Mijn vader was zijn lievelingsoom. Kees, een jaar of twaalf destijds, werd geregeld op de vrije woensdagmiddag door hem opgehaald. Kees zat dan op de stoep van zijn ouderlijk huis in de Maarten Harpertszoon Trompstraat in Amsterdam te wachten, ‘te smachten’, zoals hij het noemt. Soms bleef ‘ome Tinus’ weg. Kees’ ouders hadden geen telefoon, en Tinus natuurlijk ook niet. Maar een week later zat Kees opnieuw op de stoep te wachten.

Mijn neef woont nog altijd in hetzelfde huis aan de Trompstraat. Hij bewaart niet alleen leuke maar ook angstige herinneringen aan die tochten. Tinus mocht graag indruk maken op zijn jonge neef. Kees vond het doodeng als zijn oom onderweg een sjekkie meende te moeten draaien zonder te stoppen. “Dat kon hij goed”, weet Kees nog. “Dan stuurde hij met z’n knieën.”

Tijdens een van die ritten met zijn neefje stopte Tinus voor een huis aan de Zuiddijk in Zaandam. Hij toeterde en zwaaide. De voordeur ging open. Kees zag een blond meisje met blauwe ogen naar buiten komen. “Dat is Meintje”, zei Tinus. Ze maakten een kort praatje, toen startte hij de auto weer. Tinus hield er wel van een beetje op te vallen. In ieder geval hadden de buren van zijn meisje hem en zijn auto nu goed kunnen zien. En, het belangrijkste, hij had Meintje even kunnen spreken. “Ik denk dat ik de eerste van de familie Rep geweest ben die je moeder heeft gezien”, vertelt neef Kees, bijna tachtig jaar later.

Tinus en Meintje trouwden een paar jaar nadien, in 1935, midden in de crisistijd. Een auto had hij niet meer nodig, Tinus was blij met elk baantje dat hij kon krijgen. Het begon hem pas echt voor de wind te gaan toen hij, een paar jaar na de oorlog, in Zaandam een winkel begon in sigaren, sigaretten, koek, snoep, stripboeken, nylonkousen, maandverband, pruimtabak, ansichtkaarten, ijsco’s en nog zo het een en ander. In die tijd – Meintje was inmiddels overleden – kwam een auto weer binnen handbereik. Begin jaren zestig nam Tinus weer rijlessen, want zijn rijbewijs was al jaren geleden verlopen. Af en toe mocht ik meerijden. “Je kunt zien dat je het vaker hebt gedaan, Rep”, zei de instructeur prijzend toen hij de Provincialeweg bij Zaandijk opdraaide. Toen hij eenmaal weer een rijbewijs had, moest er ook een auto komen – een luxeauto, zoals het toen nog heette

chevrolet-corvairDie luxeauto moest stijl uitstralen maar mocht ook niet te veel kosten. Via-via tikte Tinus een hemels-blauwe Chevrolet Corvair op de kop, met automatische versnelling. Het kenteken, HS-26-26, gaf aan dat het een geïmporteerd tweedehandsje was. Inderdaad had ’t eerste leven van de auto zich op de Antillen afgespeeld. Nu bleek ook waarom hij zo goedkoop was geweest: er zat geen verwarming in, want dat is in de West een overbodige voorziening. In de zomer was dat geen probleem, maar ’s winters werd het steenkoud in de auto, zodat Tinus er alsnog een verwarming in liet monteren.

Bedrijfszeker was de Chevrolet allerminst. Legendarisch in de familie is het verhaal dat Tinus genereus de schoonouders van mijn broer Jelte een lift aanbood naar de doopdienst van een kleinkind. Op weg naar de kerk in Haarlem gaf de auto de strijd op. De grootouders arriveerden pas na de doop. Een extra domper voor de trotse oma, die de boreling de kerk in had zullen dragen. 

Toen de Antilliaan de geest had gegeven, kocht Tinus een Ford Cortina. Die rulde hij later in voor zijn droomauto. Eigenlijk had hij een Ford Mustang willen kopen, een auto waarover hij veel had gelezen. Maar het werd de ‘Europese Mustang’, een Ford Capri, want de echte Mustang was in Europa erg moeilijk te krijgen. De gloednieuwe rode Capri mocht er zijn. Een rood, zeer sportief model. Tinus hield ook van een sportieve rijstijl; al snel rolden de bekeuringen wegens snelheidsovertredingen binnen.

Ik was trots dat mijn vader me het vertrouwen gaf zijn auto te besturen


Ik nam die blinkende auto goed op terwijl ik eromheen liep en het portier opende, zodat mijn vader kon uitstappen. Ik nam plaats achter het stuur. Het was een auto met een lange neus, de cabine deed haast aan een cockpit denken. Ik startte. Voorzichtig schakelde ik in de eerste versnelling, stotend trok ik op. Het was griezelig om te rijden zonder de zekerheid van Onno Bloem naast me. Ik was blij na een kwartiertje het stuur weer te kunnen overdragen aan mijn vader. Maar ik was trots dat hij me het vertrouwen had gegeven een ritje te mogen maken in zijn auto.

Korte tijd later reed Tinus de wagen total loss. Hij vind zichzelf terug op de achterbank, maar kwam er zonder kleurscheuren van af. Sterker nog: na die aanrijding heeft hij nooit meer last van zijn hernia gehad.

omarep-mirandaDe laatste auto waarin hij reed, was een Lada, zo’n beetje de goedkoopste en minst comfortabele auto die je je kunt voorstellen. Een radio zat er niet in, dat vond Tinus maar een gevaarlijk apparaat dat je aandacht van het verkeer kon afleiden. Een asbak, die was pas belangrijk. Vreemd genoeg nu een accessoire dat je standaard nog maar in weinig auto’s aantreft.

Ook met zijn laatste auto had mijn vader een ongeval. Vlak bij het politiebureau in Amsterdam-Buitenveldert knalde hij op een andere auto. Hij belandde in het VU-ziekenhuis. Het ongeluk overleefde hij, maar kort daarna werd een ernstiger kwaal bij hem geconstateerd. Het draaien van een sjekkie en de altijd volle asbak in zijn auto’s hadden ten slotte hun tol geëist. 

Vorige aflevering: De 2CV, voor de pseudo-intellectueel met een smalle beurs.

 

Volgende aflevering: Verliefd op de Talbot Matra Rancho

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum