Wat heeft Martin een rare schoenen aan, dacht mijn broer. Die passen helemaal niet bij de rest van zijn kleding.
Bij de uitvaart van mijn schitterende dochter Natasja droeg ik mijn trouwschoenen. En dat kon mijn broer natuurlijk niet weten, dat ik schoenen uit 1970 aan had.
Ik had ze destijds gekocht bij de Zaanlandsche Schoenhandel in de Westzijde in Zaandam. Daar kochten we altijd onze schoenen. We werden daar meestal geholpen door de baas zelf: meneer De Vries, een heel dunne man, die verre familie van ons was en stiekem een oogje op m’n moeder had. Maar toen ik die trouwschoenen kocht, leefde zij allang niet meer. Ik zal ze wel gekocht hebben samen met Dicky, de aanstaande bruid. Schoenen in je eentje kopen, dat doe je niet. Ik niet. Bovendien, zegt Dicky altijd: “Ik moet naast je lopen.”
Het waren zwarte, lage schoenen met een werkje op de neus. Keurige schoenen, destijds nogal in de mode. Hoewel ik het liefst mijn Clarks bordeelsluipers droeg, die het goed deden onder m’n witte provo spijkerpak en op mijn witte Puch Skyrider bromfiets. Clarks waren je van het. Maar minder geschikt voor je eigen bruiloft.
Met die trouwschoenen is trouwens wat raars aan de hand. Na die trouwdag, donderdag 25 juni 1970 – een mooie, zonnige zomerdag, zoek het maar op – heb ik ze nooit meer gedragen. Waarom niet? Geen idee. Vond ik ze toch niet zo mooi? Wilde Dicky er bij nader inzien toch niet mee naast me gezien worden? Zaten ze te krap? Of vond ik ze juist zo mooi dat ik ze bewaarde voor een nieuwe speciale gelegenheid?
Dat lijkt me nogal onwaarschijnlijk. Toch is dat precies wat er gebeurde.
Na de bruiloft gingen de schoenen de kast in, terug in de schoenendoos.
Een halfjaar later, in januari 1971, gingen ze mee toen we naar Amersfoort verhuisden. In 1974 verhuisden ze mee naar Leusden, in 1991 naar Nijmegen. Al die tijd kwamen ze de schoenendoos niet uit. Dicky’s trouwjurk leefde inmiddels al lang niet meer, daar had ze een doopjurk van gemaakt toen Natasja werd gedoopt, Kerst 1974.
Pas in 2003 kwamen mijn trouwschoenen te voorschijn. Natasja ging trouwen. Ze kocht een prachtige bruidsjurk, haar moeder en haar zus staken zich in het nieuw, en net als voor mijn eigen bruiloft huurde ik een jacquet. Ik vond het al net zo vreselijk er een te dragen als toen, maar wie kan de wil van een bruid weerstaan?
Het moest heel traditioneel allemaal. “Jij moet me weggeven, pap”, besliste Natasja.
Zo liep ik de trouwzaal binnen, met mijn schiiterende dochter aan mijn arm, en op mijn trouwschoenen uit 1970. Want toen Natasja hoorde dat ik die schoenen nog altijd had, wilde ze per se dat ik die zou aantrekken. “Zo romantisch!” Zo kwamen mijn schoenen voor het eerst sinds drieëndertig jaar uit de kast.
Na die bruiloft verdwenen ze opnieuw in de doos. Het zou nu iets korter duren, eenentwintig jaar, voor ik ze opnieuw zou dragen.
Natasja was gelukkig geweest met haar bruidegom, was moeder geworden van drie prachtige kinderen. Daarna kwamen minder zonnige tijden. Er kwam een breuk in het huwelijk. Het eindigde in een scheiding. Natasja vocht zich terug, ging fulltime werken en vond de liefde van haar leven. Ze dacht al hardop aan een nieuw huwelijk, maar voorlopig hadden zij en haar vriend genoeg aan de liefde pur sang.
Het kwam niet tot een nieuwe bruiloft. Natasja werd ziek. De ziekte bleek ernstig, ernstiger dan iedereen dacht in het begin. Ze moest geopereerd worden. Het zag er niet goed uit.
De liefde en haar vriend bleven. Alleen de dood kon hen scheiden. En dat is precies wat er gebeurde.
Op 25 oktober 2024 hebben we afscheid van haar moeten nemen. De uitvaart, twee weken later, was indrukwekkend. Vele honderden bloemen bedolven de mand waarin zij, schijnbaar slapend, was opgebaard.
Toen ik mijn afscheidswoorden voor haar uitsprak, droeg ik opnieuw mijn trouwschoenen. Ik had het haar beloofd toen we elkaar voor het laatst vasthielden. Ze pasten nog altijd, al knelden ze inmiddels een beetje, en ze stonden ook niet echt goed meer, dat had mijn broer goed gezien.
Die schoenen blijven nu voor altijd in de doos.