Niet één, niet twee, maar drie vakanties misgelopen afgelopen jaar. Vervelend, zeker. Maar we weten uit ervaring dat het altijd nog erger kan.
Gelukkig hebben we opeens een paar dagen lekker weer te goed. Gauw samen een weekendje-weg boeken. Misschien wordt het wel net zo mooi als het wandelweekend in juli in Zuid-Limburg. Komt het toch nog een beetje goed dit jaar, al blijft het zuur om terug te kijken op wat we allemaal vanwege de corona hebben moeten afzeggen.
Zoals de reis met de panorama-express door Zwitserland. Uitzicht over besneeuwde bergdalen en woeste gletsjerstromen, overnachten in een tot hotel omgebouwd spoorstationnetje. Zoals de reis met de kinderen en kleinkinderen per hogesnelheidstrein naar de Côte d’Azur, waar een prachtige villa een week tot onze beschikking stond. Zoals de reis van drie weken dwars door Italië, langs AirBnB’s in Bologna, Tivolo, Perugia en Turijn, waar we de vakantie zouden afsluiten met een operavoorstelling. We hadden onszelf extra willen trakteren; vijftig jaar getrouwd mag gevierd worden.
Wat gaan we Italië missen. Vriend Hans is deze maand toch nog maar een weekje naar het Comomeer gegaan, maar wij hadden geen zin in een dreigende code oranje en obers die je met een monddoekje bedienen op anderhalve meter afstand. Vriend Ton stuurt tevreden mailtjes uit een saai oord in Duitsland, maar daar heersen volgens de reisapp van Buitenlandse Zaken ook veiligheidsrisico’s zodat je of vervroegd hals-over-kop naar huis moet of tien dagen in vrijwillige quarantaine moet doorbrengen.
De laatste keer dat we halverwege de vakantie het liefst spoorslags terug naar huis wilden reizen, is alweer een kleine twintig jaar geleden. Die vakantie begon mooi en relaxt. De tent opgezet aan het Comomeer in Noord-Italië, daarna doorrijden naar Toscane.
We hadden sinds kort de beschikking over een technologisch wonder: een mobiele telefoon van het merk Nokia, waarmee we niet alleen in noodgevallen naar huis konden bellen, maar ook sms-berichten konden verzenden. Zo konden we afspreken met onze vrienden Pieter en Fieke, die ook door Italië zwierven. Dankzij dit wonder der techniek ontmoetten we elkaar op een camping bij Siena.
Ondertussen waren dochter Barbara en schoonzoon Roel ook al een tijdje in Italië. Ze zaten op een camping in de buurt van Paestum, een stadje 80 kilometer onder Napels, waar tal van Griekse ruïnes te bewonderen zijn: vijfhonderd jaar voor het begin van de jaartelling was dit deel van het schiereiland gekoloniseerd door de Grieken. Paestum leek ons ook wel wat. Het lag op onze route, want het doel van onze reis was Sicilië. En na talloze sms’jes over en weer namen we afscheid van Pieter en Fieke en reden we op een prachtige zonnige dag verder naar het zuiden. Ons eerste doel was Pompeï, want we wilden ook graag de ruïnes zien van deze stad, die in het jaar 79 tijdens een uitbarsting van de vulkaan Vesuvius onder een dikke aslaag werd bedolven, wat het leven kostte aan minstens tweeduizend mensen die de stad niet op tijd konden ontvluchten.
Van Siena naar Napels is een reis van vierenhalf uur. Rond het begin van de middag zagen we de kegel van de Vesuvius opdoemen. De kaarten moesten de rest doen, en de toeristische wegwijzers natuurlijk; een extravagante voorziening als een TomTom hadden we niet in onze Peugeot 306. Gelukkig zagen we al gauw een groen bord met ‘Pompei’ erop. We namen de afslag en reden verder. Cd’tje met Italiaanse muziek voor het nodige vertier; de Italiaanse radio kwam erg slecht door in dit bergachtige gebied.
Na het eerste bord met Pompei zagen we geen tweede. Italianen hebben een heel andere opvatting over bewegwijzering dan de ANWB. Na een paar uur hadden we de Vesuvius helemaal in het rond gereden zonder een spoor van Pompei. Wel zagen we opnieuw het groene bord.
“Nou, deze afslag is toch goed”, zei ik tegen Dicky, “we moeten nu beter opletten.” Met de kaart op schoot moest het toch lukken. Een halfuurtje later reden we door een achterbuurt van Napels en hadden we moeite tussen de vuilnisbakken door te laveren. Het was helemaal volgens het clichébeeld van Napels, we zagen ons Hollandse Peugeootje al bestormd worden door hongerige kinderen die zich ondertussen meester zouden maken van onze camera’s en portefeuilles.
“Dit wordt niks”, zeiden we tegen elkaar. “We vergeten Pompei maar en rijden door naar Paestum.”
Het begon al een beetje schemerdonker te worden toen we de brede weg langs de Golf van Napels vonden die naar het zuiden leidt. Zoals wel vaker gebeurt als je in een vreemd land aan het rijden bent zonder dat je weet waar je de nacht kunt doorbrengen, begonnen we wat spanning te voelen. Het eindeloze zoeken rond de Vesuvius en het onvrijwillige bezoek aan Napels had de stemming gedrukt, en het vooruitzicht in het donker ons tentje te moeten opzetten trok ons niet aan.
Rechts van de weg, tussen ons en de donkerblauwe nachthemel, doemde het vriendelijke neonlicht van een hotel op. Ik keek op mijn horloge. Het liep al tegen acht uur. Dit was een kampeervakantie, maar Paestum was nog een heel eind rijden en het idee van een bed en een heerlijke Italiaanse maaltijd kwam ons heel aanlokkelijk voor.
We reden het parkeerterrein op. Er leken niet veel gasten aanwezig te zijn in het hotel, maar het was beslist geopend. Een man in de deuropening zag onze koplampen naderen en uitdoven. Ik trok de handrem aan. De hoteleigenaar stond inmiddels naast onze auto.
“Buona sera”, zei ik opgewekt tegen hem. Ik spreek een beetje Italiaans, maar veel stelt het niet voor. In een restaurant is het handig om te discussiëren over pasta of carne, maar van het geratel dat de man op me losliet kon ik niet veel chocola maken. Ik verstond iets van ‘kamikaze’ en ‘New York’, wat ik op zich al knap vond van mezelf, want Italianen spreken New York heel raar uit, zoiets als Nije Yorkie.
We checkten in, de keuken was nog open, waar al het gedoe over ging waar de mensen over praatten begreep ik niet helemaal. Wel dat er iets ontzettends was gebeurd in de VS. Even later zette ik op onze hotelkamer de tv aan en zag ik keer op keer de eindeloos herhaalde beelden van vliegtuigen die zich in de torens van het World Trade Centre boorden. Dicky en ik keken verbijsterd toe.
Het was dinsdag 11 september 2001. De hele dag hadden we gereden zonder dat we wisten dat de wereld vandaag definitief was veranderd. De radio-ontvangst was zo slecht geweest dat we ons hadden beholpen met cd’s en cassettebandjes, we hadden geen nieuws gehoord en wisten helemaal van niets.
Na twintig minuten was ik zo terneergeslagen dat ik de beelden niet langer kon aanzien. Het liefst wilden we naar huis, maar ontsnappen aan deze nachtmerrie was onmogelijk. Ik schakelde over naar een ander kanaal en keek een kwartirtje naar Una giornata particolare met Sophia Loren en Marcello Mastroianni; die zich afspeelt tijdens het hoogtepunt van het fascistische tijdperk van Mussolini. Toen gingen we naar de eetzaal en aten lekkerder dan ooit.
We hadden een prachtige vakantie op Sicilië, samen met dochter en schoonzoon. Maar een vrolijke en zorgeloze reis kon het nooit meer worden, we volgden de nieuwsberichten nu van dag tot dag en maakten ons zorgen over wat de Amerikanen voor tegenactie zouden inzetten.
Aan het eind van de reis werd in Palermo nog ingebroken in onze auto ook.