‘Nou, u heeft nog mooi haar, meneer’, zegt kapster Sacha van Knippen & Zo in Bussum als ze mijn witte lokken onder handen neemt. ‘Het is beter dan een kale kop’, geef ik toe. Ik vertel haar maar niet hoe ooit ik de voorpagina van de plaatselijke krant haalde vanwege een ruzie over mijn kapsel, laat staan over mijn trauma met kapper Higler in Zaandam.
Moeder was onverbiddelijk. Terwijl mijn haar eindelijk zover was dat ik mezelf in de spiegel weer trots kon bekijken, besliste zij dat het veel te lang was. “Het groeit haast over je oren”, zei ze. “Dat is geen gezicht zo.”
Langzaam fietste ik de Troelstralaan op. Woutje Wagtmans had geen haast vandaag. Waarom moesten wij uitgerekend naar zo’n kapper die je de volgende dag de oren van je kop deed schamen? Bij de brug ging ik te langzaam om in één keer de hele kluft te halen. Woutje Wagtmans moest halverwege de Tourmalet stoppen om niet van z’n fiets te vallen.
Het was nog hartstikke druk ook. Op het rijtje glimmende, bruin gelakte stoelen zaten wel vijf jongens die voor mij aan de beurt waren. Kapper Higler was net klaar met een klant. Hij veegde met een bezem het afgeknipte haar naar de hoek van de zaak. Daar was een luik waar de berg peper-en-zoutkleurig haar in verdween.
Higler zag er een beetje treurig uit. Hij droeg een dikke zwarte hoornen bril op een grotendeels kaal hoofd. Hij had een lang, slungelachtig figuur en ingevallen wangen. Om zijn schouders was een lange bruine kappersjas gedrapeerd.
Het jongetje dat hij geknipt had, stak hem een vuistje vol kleingeld toe. Higler zuchtte en wees op een bordje in de zaak.
“Het is opgeslagen”, zei hij. “Kijk maar, het kost nu 65 cent.” Ik wist van niets, ook ik had maar 55 cent van moeder meegekregen. Maar bij Higler kon je desnoods wel poffen.
De kapper keerde met een snelle handbeweging aan de stoel het rood-bruine kussen en vroeg: “Wie van de heren?” De jongen naast me stond op. Ha, nu kon ik zijn Wereldkroniek pakken, dat was een nieuwe.
Op de voorste bladzij stond een wereldbol getekend die een exemplaar van de Wereldkroniek tot een verrekijker had opgerold en daarmee in de verte keek. Het aantrekkelijke van het blad was dat het vol stond met moppen. De Panorama had Higler ook. Voorop stonden prachtige tekeningen die apen toonden met kleren aan in de meest vreemde situaties. Oude apen met baarden en een stok. Jonge apen met gekke petjes. Meisjesapen met dikke gestifte lippen. Maar hoezeer ze soms ook op mensen leken, ze hadden nooit schoenen aan: uit hun broekspijpen staken griezelige apenvoeten met lange tenen en een duim. Meestal had ik de Panorama al gelezen bij tante Anne en oom Herman.
Soms stonden ook heel mooi getekende en gekleurde cartoons op de Panorama. Zoals een man in een kappersstoel. De kapper las mee in het blad dat de klant aan het lezen was en schoor ondertussen zonder het in de gaten te hebben met de tondeuse het achterhoofd van de klant geheel kaal. Dat was exact de manier waarop Higler werkte. De schaar was voor hem alleen een instrument om het werk mee af te maken. Zodra je in de stoel zat, pakte hij de tondeuse en duwde en trok die net zo lang over je achterhoofd tot dat helemaal kaal was. Pas bovenop, bij je kruin, begon voortaan je haar. Dan gleed het zoemende apparaat nog een paar keer boven je oren. Een bloempot boven op je hoofd zou geen andere uitwerking hebben gehad.
Ik had twee exemplaren van de Wereldkroniek uit. Zometeen was mijn beurt. Ik keek naar de plaatjes van De Vergulde Hand aan de wand. Taferelen uit een kapperszaak van lang geleden. Wij hadden ze ook wel in de winkel, want vader verkocht ook wel scheerzeep. Mijn vader verkocht zo’n beetje van alles.
Had ik maar net zulk haar als Julius Caesar
“Jongeheer.” Het was mijn beurt.
“Een beetje gedekt graag”, zie ik dapper terwijl ik in de stoel klom. Higler knikte afwezig, alsof hij het niet had gehoord. Hij klemde een stuk papier om mijn nek, gooide een cape over me heen en zette de tondeuse aan.
Ik keek langs mijn spiegelbeeld de winkel van Higler in. Links kon ik nog net de glas-in-lood-raampjes zien waardoorheen het zonlicht vrolijk speelde. Ik dacht aan de geschiedenisboeken die ik deze week met Simon had bekeken. Er stonden plaatjes in van de Grieken en de Romeinen. Al duizenden jaren geleden konden die schitterende tempels bouwen met hele rijen zuilen. De Grieken en Romeinen zeilden over de Middellandse Zee en veroverden de hele wereld. Hun helden hadden de schitterendste wapenuitrustingen, helmen met hoge pluimen erop. Daaronder droegen ze weelderige lokken.
Had ik ook maar in die tijd geleefd, dacht ik. Julius Caesar, de keizer van de Romeinen, droeg ook lang haar: lokken in de nek, en recht naar voren gekamd. Het viel half over zijn oren. Bijna net zo mooi als Simons golvende haar, dat achterover kon worden gekamd, in tegenstelling tot mijn stugge kapsel. Dat van mij kon maar één richting op: recht naar voren, en dan nog stond het op twee plaatsen overeind - achter op mijn hoofd, bij mijn kruin, en voorop, waar een tweede kruin was.
Zo’n kapsel als Julius Caesar wilde ik ook. Bij kapper Leering aan de Zuiddijk konden ze je haar in model Caesar knippen - maar ja, die was een stuk duurder. Ik wist heel zeker dat Higler daar nog nooit van gehoord had. Daarom zei ik bescheiden, zoals altijd, ‘gedekt’, toen ik in de kappersstoel was gaan zitten.
Ik zou mijn wraak krijgen op de directeur van de hbs
‘Gedekt’ was tot ver in de jaren zestig het toverwoord waarmee klanten de kapper trachtten te verhinderen hun achterhoofd kaal te scheren en alleen boven op je hoofd wat lokken over te laten. Toen mijn vriend Rob en ik in 1963 de muziek, de meisjes en The Beatles ontdekt hadden, lieten we dan ook meteen ons haar groeien. Je had bevriende kappers nodig om te verhinderen dat al het opgespaarde haar weer verdween in het gevreesde luik in de zaak. Thuis stuitte dat op grote weerstand. Mijn vader vond dat lange haar maar niks en liet dat blijken ook, Rob trok zich veel minder van zijn ouders aan en kreeg dan ook langer haar dan ik.
De directeur van de Christelijke HBS was het met mijn vader eens. Hij liep de klas binnen en stuurde me naar de kapper. Revolutie! Het waren niet voor niets de jaren van The Beatles, The Rolling Stones en The Pretty Things. In de kranten verschenen artikelen over jongens die met ‘meisjeshaar’ over straat gingen.
Ik zou mijn wraak krijgen. Naar de kapper gaan was onvermijdelijk, maar eerst zou dr. Visser worden gebrandmerkt als een conservatieve, benepen leraar die niets begreep van de moderne jeugd. Ik klopte aan bij de redactie van het Dagblad voor de Zaanstreek ‘De Typhoon’, die een uitgebreid artikel wijdde aan het onderwerp ‘Om Beatle-kapsel van school gestuurd’. Ik had mijn ‘Twenty-four hours of fame’.
Mijn daad blijkt zelfs zijn sporen te hebben gedrukt in de geschiedenis van de Chr. HBS. In het gedenkboek ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de school word ik vermeld. Met foute datering (april in plaats van juni 1965).
Higlers tondeuse trok zijn sporen over mijn achterhoofd
Higler gaf er geen blijk van dat hij zich iets van mijn instructies aantrok. De tondeuse trok zijn bekende sporen over mijn achterhoofd. Ik zag de donkerblonde plukken haar vallen op de cape. Ten slotte nam hij een halve pas afstand, kneep een oog dicht en drukte de schaar tegen mijn voorhoofd. Knip, ging het langs de haren die zojuist nog half voor mijn oren hadden gehangen. En nog een keer, en weer. Schuin hing het nu naar voren. Higler kamde er nog een beetje aan en leek ingenomen met het resultaat.
Ave Caesar - zij die gestorven zijn, groeten u! Ik wist hoe stom mijn hoofd er weer uit zou zien in de spiegel, dus ik keek maar een beetje naar beneden. Voor de kapper kwam dat goed uit. Hij duwde met zijn knokkels een beetje hardhandig mijn hoofd nog verder naar voren. Hij pakte nu een andere tondeuse, die knippende bewegingen maakte. Trek trek knip, ging het in mijn nek. Mijn vel zou daar nu hartstikke rood zijn.
Het was gebeurd. Met een handige beweging trok Higler de cape van mij af. Ik liet me op de grond glijden en gaf Higlers vrouw, bij de kassa, 55 cent.
“Het is 65 cent geworden”, zei ze. “Vraag je moeder of je de volgende keer een dubbeltje extra meekrijgt.”