mix laatstenr

Mijn journalistieke pad liep niet altijd over rozen. Voor ik mijn draai had gevonden als eindredacteur bij de Volkskrant en naderhand bij De Gelderlander probeerde ik mijn pen bij verschillende uitgaven van tijdschriftengigant VNU. De merkwaardigste daarvan was wel het kappersblad ‘Mix’. Ik werd er geparachuteerd en anderhalf jaar later ‘bevrijd’ in een soort ‘Operatie-Entebbe’. 

Het zou een hete, zomerse dag worden, zondag 4 juli 1976, met temperaturen die opliepen tot boven de dertig graden. Wie door de warmte niet meer kon slapen en al vroeg de radio aanzette, was meteen klaarwakker. Het ANP-nieuwsbulletin van acht uur opende met het sensationele bericht dat Israëlische commando’s na een nachtvlucht van vierduizend kilometer meer dan honderd gijzelaars hadden bevrijd op de Oegandese luchthaven Entebbe en hen veilig mee hadden teruggenomen naar huis.
Ik was op het moment van de ‘Operatie Donderslag’, of ‘Operatie Entebbe’ bezig aan mijn laatste maanden als verslaggever bij de Amersfoortse Courant. We waren op vakantie gegaan naar Engeland. Op 1 september zou ik mijn nieuwe carrière beginnen: ik was aangenomen als ‘bladenmaker’ bij tijdschriftenreus VNU. Ik had op dat moment geen idee dat ik twee jaar later doel zou worden van een soortgelijke ‘Operatie Entebbe’.

De opmerkelijke vergelijking was bedacht door John Roozen – opnieuw hij! – de man die mij zou scouten als toekomstig eindredacteur voor het nieuwsmagazine Reflex. Reflex zou onder leiding van Roozen en met behulp van een dikke VNU-portemonnee het ultieme journalistieke project in de vaderlandse pershistorie worden; maar dat verhaal heb ik al uitgebreid verteld.
De dingen gingen met een sneltreinvaart bij de VNU. Het ene moment versloeg ik nog de raadsvergaderingen in Leusden en Hoevelaken en belde ik lokale correspondent Henk Japenga met een verzoek om de jaarvergadering van de Katholieke Plattelands Jongeren te coveren, het volgende moment zat ik op de wip om stage te lopen bij de redactie van Newsweek in New York. Maar voor het zo ver was, moest ik nog leren wat dat vak eigenlijk was waarvoor ik had getekend: bladenmaker.

Natuurlijk, ik had met een aantal andere ‘talentvolle jonge journalisten’ een intensieve cursus doorlopen in een chic hotel, waar we door de top van VNU en tal van hoofdredacteuren, artdirectors en andere bladenmakers in de kneepjes van het vak werden onderwezen, ik had een tijdje meegedraaid op de redacties van vrouwenblad Margriet en doe-het-zelfblad Handig in Huis, en ik mocht voor verschillende uitgaven verhalen schrijven bij de kleine uitgeverij Media 2000. “Maar je moet nog één ding leren”, zei Dick Hendrikse tegen mij, nadat ik na afloop van de cursus bij hem was geroepen in zijn werkkamer in het VNU-kantoor aan het Gelderlandplein in Amsterdam. Dick Hendrikse was, samen met Joop Swart, een van de twee journalistiek directeuren van de Tijdschriftengroep van VNU. Hij was hoofdredacteur geweest van Libelle en had daarna een nieuw blad opgezet voor vrouwen die Libelle te moeilijk vonden en die graag makkelijke lectuur wilden hebben. Hendrikse bedacht een blad dat nooit dikker zou zijn dan 32 pagina’s en met verhalen die nooit langer zouden zijn dan twee pagina’s. Die verhalen zouden voornamelijk over ‘celebrety’s gaan: de term ‘Bekende Nederlander’ laat staan ‘BN’er’ bestond nog niet.


Story werd zo’n groot succes dat ze er bij VNU zelf van schrokken. Op de drukkerij moesten overuren worden gemaakt, de exemplaren waren niet aan te slepen. De naam van Hendrikse was in één klap gevestigd.
Dick had nu een nieuw plan, en daar had hij mij voor nodig. Vrouwenbladen maken was geen kunst bij VNU; een blad voor mannen, dat was pas een uitdaging. Hendrikse had nu een plan gemaakt voor een ’Story voor mannen’. In de formule daarvan pasten een spaarzaam kleurgebruik (nog goedkoop ook), sob-story’s (verhalen over mensen met een vreselijke ziekte of die een kind of huisdier hadden verloren), succes-story’s, een roddelrubriek en ook hier: korte verhalen.

hendrikse
ton de wit

Hendrikse zag dat ik wat beteuterd keek. Ik was niet naar de VNU gekomen om kappersblaadjes te maken. Eerlijk gezegd was dat een van de problemen met de ‘Story voor mannen’, die van Hendrikse de naam ‘Mix’ had gekregen. Er was vrijwel geen gekwalificeerde journalist te vinden die roddels uit bladen als The National Enquirer (VS) of Bunte (West-Duitsland) wilde jatten, of een diepte-interview met de Zangeres zonder naam wilde schrijven. Volgens Hendrikse liet het niveau van de redactie nogal te wensen over. Maar nu had hij een prima hoofdredacteur gevonden in de persoon van Ton de Wit, een voormalig sportverslaggever bij het Noordhollands Dagblad. Daarnaast was Paul Deckers van de redactie van Donald Duck, zojuist benoemd tot chef verslaggeverij, en als ik nu tijdelijk chef eindredactie werd, was er een ‘gouden trio’ dat Mix naar grote hoogten zou leiden. “Je kunt ook mooi ervaring opdoen in een leidinggevende functie”, zei Dick slim. “Het is maar voor een jaar”, voegde hij eraan toe. “Je kunt vanmiddag nog met Ton de Wit praten, hij verwacht je op de redactie in Haarlem.”
“Zou Hendrikse me na dat jaar niet vergeten zijn?”, vroeg ik ongerust aan John Roozen toen ik terugkwam van het gesprek met Hendrikse. John bezwoer mij van niet, “en ik heb jou gewoon heel hard nodig, Martien”, zei hij. Toen was het dat hij zijn vergelijking trok met ‘Operatie Entebbe’: “Na een jaar kom ik persoonlijk naar Haarlem, net als de Israëlische commando’s. Voor ze daar weten wat er aan de hand is, ben je vertrokken naar Amsterdam.”
Ach, het had ook wel wat, bedacht ik. Zo reed ik een paar weken later voor het eerst de tachtig kilometer naar mijn nieuwe werkplak: de glanzende monoliet in de Haarlemse wijk Schalkwijk, met het metershoge logo van VNU en als contrast op de ruiten op een van de lagere etages enorme afbeeldingen van Kwik, Kwek en Kwam, de neefjes van Donald Duck. Ik was er nog steeds niet helemaal gerust op wat ik bij Mix zou aantreffen.

Volgende aflevering: Een vrolijke tijd bij een kappersblaadje

mix rep

Korte inhoud van het voorafgaande: om eindredacteur te worden bij het VNU-nieuwsmagazine Reflex, moet ik eerst ervaring opdoen als chef eindredactie bij het kappersblad ‘Mix’.

Een normale werkdag bij Mix begon er voor mij mee dat ik de kopij te behandelen kreeg die de redactie klaar had gemaakt voor het nummer dat die week door moest naar de drukkerij. Korte overzichtelijke verhalen. Dick Hendrikse, de bedenker van het blad, die af en toe een paar uur op de redactie verscheen, had verordonneerd per Mix-verhaal maar één invalshoek uit te werken. Zo kon een interview met een artiest wel tien of meer aparte verhalen opleveren: één over zijn slechte huwelijk, één over zijn overleden vader, één over de geheimzinnige ziekte waar zijn vrouw aan leed, noem maar op. Wie zo’n ‘celeb’ een uurtje liet leeglopen, kon maanden voort.
Aan de andere kant van de pijplijn zat Paul Deckers, die de verslaggevers met opdrachten het veld in stuurde. Deckers had zijn sporen verdiend als chef-redacteur bij Donald Duck, het vrolijke weekblad dat door VNU-dochter Oberon werd uitgegeven. Hij rookte pijp en reed in een auto met een meer dan levensgrote afbeelding van de Grote Boze Wolf erop geschilderd.
Tegen tien uur liepen Paul en ik naar de kamer van hoofdredacteur Ton de Wit. De stand van zaken van de nummers die in productie waren, werd doorgenomen. Invalshoeken voor nieuwe verhalen werden bedacht. We zochten foto’s uit. We bedachten coverteksten. De truc daarvan was: véél suggereren, maar ook weer niet te veel, want de lezer mocht zich na lezing van het aangekondigde verhaal niet bekocht voelen.
Daarna was het lunchpauze. Gedrieën liepen we naar de het eetcafé om de hoek, waar ze een prima keuken hadden, een uitstekend biertje tapten maar ook een voorraad geweldige whisky hadden. Omdat we tijdens de lunch nog steeds over het blad praatten, was het volgens Ton de Wit altijd werkoverleg en hoefden we ons nimmer om de rekening te bekommeren. In een andere hoek van het café́ zat de rest van de redactie achter de niet-declareerbare glazen bier zijn gramschap weg te drinken.

De redactie van Mix bestond uit een wonderlijk samenraapsel van jong talent, die het opstapje naar het kappersblad hoopten te kunnen gebruiken om bij grote bladen als Libelle of Panorama binnen te komen, en oudere journalisten die juist bij die bladen uitgerangeerd waren en hun kennis en vakmanschap moesten aanwenden om dat jonge talent te begeleiden. Tot die laatste categorie behoorde Jaap Klarenbeek, die bij Panorama had gewerkt en nu tot zijn frustratie bij Mix was geparkeerd (over hem werd gefluisterd dat hij rollen wc-papier uit de toiletten jatte en mee naar huis nam). Sommigen jonge talenten, zoals Yvette Schaap, Menne Merx en Gerard Trentelman, maakten naderhand inderdaad carrière binnen de tijdschriftengroep. Trentelman werd een gelauwerd crimereporter bij Panorama, Merx interviewde artiesten over de hele wereld en schreef haar vingers blauw voor bladen als Cosmopolitan. Hun succes kwam pas later, maar door het onder grote druk werken en produceren en werken voor Mix leerden ze bij het verguisde blad voor mannen wel de kneepjes van het vak. 

Sergej beledigt de directeur en moet de volgende dag diep door het stof


Het was moeilijk om goede redacteuren te vinden voor Mix. Het tekort aan kundige journalisten was groot. Ik meende daarvoor een oplossing voorhanden te hebben. Bij de Amersfoortse Courant had ik op de stadsredactie samengewerkt met ene Sergej Sitinakowsky. Hij schreef een uitstekend verhaal. We konden het goed met elkaar vinden en we zochten elkaar ook thuis regelmatig op. Dat hij een enigszins kwade dronk over zich had, nam ik voor lief, en tijdens onze discussies over de krant en de wereldliteratuur was dat nauwelijks storend.
Sergejs vriendin werkte ook bij de AC, maar toen zij een betere baan kon krijgen, moest ze verhuizen naar Haarlem. Sergej ging met haar mee, hoewel dat betekende dat ook hij zijn ontslag moest indienen bij de AC.
Toen ik bij Mix werkte, had Sergej nog geen nieuwe baan gevonden. Ik stelde hem voor, op de eindredactie bij Mix te komen werken. “Je hebt niks te maken met al die artiesten”, zei ik. “Het is vertaalwerk, verhalen componeren op basis van informatie uit buitenlandse bladen, noem maar op. Ik heb zo’n stukje in maximaal een half uur af. Moeilijk is het niet, en het betaalt prima.”
Zo begon Sergej bij Mix. De verhaaltjes schreef hij inderdaad in een handomdraai. Maar ik had één ding over het hoofd gezien: zijn misantropische aard. Sergej hield van lezen, hoe dikker de pil uit de wereldliteratuur, hoe liever het hem was. Dat hij zich nu noodgedwongen moest bezighouden met Heintje, de Zangeres zonder naam en Johnny Hoes, frustreerde hem diep. Die frustratie uitte zich in een toenemend alcoholgebruik. Op een feestavond van de redactie van het blad, bedoeld om de onderlinge sfeer te verbeteren, kwam die frustratie eruit. De eveneens aanwezige directeur van De Spaarnestad moest het ontgelden. Met het glas in de hand begon hij hem luidkeels te beledigen. Toen de man ongemakkelijk glimlachte, was dat olie op de vlammen. “Sta je nog te lachen ook, man, ik zie het wel!”
Diep schuldbewust ging Sergej de volgende dag door het stof. De directeur accepteerde zijn excuses.
De geschiedschrijving van Sergej bij Mix houdt hiermee niet op. Op een dag deed een nieuwe collega zijn intrede: Dick Scheps. De naam riep iets op in het geheugen van Sitniakowsky. Een familielid werkte bij het weekblad Vrij Nederland – dáár had Sergej willen werken in plaats van bij Mix – en die bevestigde al snel zijn vermoedens: Scheps was een rechts-extremist, die deel had uitgemaakt, of nog uitmaakte, van partijen als de Nederlandse Volks Unie onder leiding van Joop Glimmerveen, en de Partij Nieuw Rechts. Scheps was hoofdredacteur van het partijblad. Met een dergelijk persoon wilde Sitniakowsky helemaal niets te maken hebben, en dat gold ook voor de rest van de verder toch weinig kritische Mix-redactie. Dankzij de relaties van Sitniakowsky wijdde verslaggever Martin van Amerongen van Vrij Nederland een stukje aan dit koekoeksjong bij het kappersblad.
Om een dreigende opstand te voorkomen, besloot Personeelszaken van De Spaarnestad Scheps te ontslaan. De complete redactie keek toe hoe de voormalige collega, die een halfuur eerder nietsvermoedend het kantoor was binnengewandeld, op het parkeerterrein van de VNU-toren terug slofte naar zijn Alfa Romeo Giulietta. Het was toch een triest gezicht.
Korte tijd later had Sergej er ook genoeg van en vertrok hij bij Mix.

Elke week werd een ‘complete gratis roman’ bij elkaar gejat

gerardtrentelman twitter 700 395 s c1 c c 0 0 1
menne merx 2007 kleinformaat
marianne apon

Als Dick Hendrikse gehoopt mocht hebben dat hij van Mix net zo’n succes zou maken als van Story, had hij zich zwaar vergist. De ‘Story voor mannen’ sloeg niet erg aan. Hendrikse voerde een aantal ingrepen in om het tij te keren. De goedkope formule (zwartwit foto’s en alleen steunkleur) werd al snel verlaten. De nadruk kwam te liggen op het ‘menselijk verhaal’; de reclameslogan werd dan ook ‘Mix Mensenvriend’. Maar de mannen, voor wie het blad in de eerste plaats bedoeld was, lieten het toch links liggen. Langzaam maar zeker werd Mix omgebouwd tot een vrouwenblad, immers de specialiteit van VNU. De titel werd veranderd in ‘Mix, met Cocktail voor de Vrouw’. Er kwam zelfs wekelijks gratis een ‘complete roman’ bij. Bij Duitse vrouwenbladen was dat volgens Hendrikse een geweldig succes.
Nu was ‘complete roman’ schromelijk overdreven, maar niettemin kreeg Mix wekelijks een bijlage die was geïnspireerd op de Bouquetreeks. Met de productie daarvan werd ik belast. Ik las de romans die bij Duitse bladen verschenen, maakte daar een samenvatting van twee A-viertjes van en gaf daarna een van de redacteuren de opdracht daar een verhaal van zoveel duizend woorden van te maken. Dat was een hele klus; sommige redacteuren, zoals Marianne Apon, zaten er een hele week thuis aan te ploeteren. Het was je reinste jatwerk, maar zo werd het betalen van dure rechten vermeden en het eindresultaat stond zover van het oorspronkelijke meesterwerk vandaan dat niemand er ooit achter zou komen.
Nu lijkt het schrijven van een boekje voor de Bouquetreeks makkelijk, maar dat is schijn. De dokters- en verpleegstersromans voldoen aan ijzeren wetten. Wie die niet toepast, zal er geen succes mee boeken. Van die wetten was de Mix-redactie zich nauwelijks bewust. Een van de redacteuren schreef een ‘mini-roman’ over de affaire die hij met een vrouwelijke collega had. Dat was misschien leuk voor de betrokkenen, maar de lezer zal er weinig plezier aan beleefd hebben. Vooral ook omdat het verhaal, geheel in overeenstemming met de werkelijkheid, slecht afliep.

Ik was tegen mijn zin naar Mix gegaan, maar het was een vreselijk leuke tijd. Er werkten gefrustreerde en incapabele mensen, er werd gedronken tegen de klippen op, het blad slaagde er maar niet in een succes te worden. Maar Dick Hendrikse en John Roozen kregen gelijk: ik leerde er veel.
In de eerste plaats wat mijn specialiteit in de journalistiek zou worden. Een geweldige verslaggever was ik niet, maar ik bleek een talent te hebben voor het snel en goed redigeren van kopij. Het lukte me vaak een slechte reportage om te werken tot een goed verhaal. Ik was goed in het maken van koppen en intro’s en het integreren van tekst en beeld. Dat talent en mijn ervaring zouden mij zeer goed van pas komen toen ik later eindredacteur bij de Volkskrant werd. En als het nodig was, rammelde ik er in een kwartiertje aan coverstory over ABBA of André Hazes uit.
Een echte bladenmaker daarentegen ben ik nooit geworden. Ik had weinig met het bedenken van wat het goed zou doen in de losse verkoop. Ik zou er nooit op gekomen zijn dat getallen noemen op de cover een hit zou worden (‘58 trucs om er mooier uit te zien. 17 goedkope uitjes naar de zon’).
Ondertussen wachtte ik met spanning en ongeduld op de Operatie-Entebbe. Mijn leerschool bij Mix zou een jaar duren, maar ondertussen zat ik al bijna anderhalf jaar. Elke keer dat ik John Roozen sprak, herinnerde ik hem er ongerust aan. John herhaalde dan zijn belofte. Hij strekte zijn arm uit, maakte een plukbeweging om aan te geven hoe hij het zou doen: hij zou me, net als bij ‘Operatie Entebbe’, bij Mix vandaan halen en me neerzetten op de Reflex-redactie in Amsterdam.
John hield woord. Operatie-Entebbe voltrok zich in alle stilte. Ik kreeg te horen dat ik mocht aanschuiven aan de redactietafel van Reflex. De volgende dag deelde ik Ton de Wit mee dat ik helaas ging stoppen met Mix. Hij was niet echt verrast; het was hem de afgelopen tijd wel duidelijk geworden dat mijn hart niet bij het roddelblad lag.
Na anderhalf jaar werd ik ingelijfd door de projectgroep die de lancering van Reflex voorbereidde. Volgens de feestkrant die ik tijdens mijn afscheidsborrel kreeg aangeboden, ging ik nu ‘heel andere lekkere nummers maken’. Van de VNU-monoliet in Schalkwijk vertrok ik naar de Parooltoren aan de Wibautstraat in Amsterdam. Aan de overkant van de straat werd daar druk gebouwd aan het nieuwe gebouw van de Volkskrant. Dat ik niet bij Reflex maar uitgerekend daar, aan de overkant van de straat, mijn carrière zou voortzetten wist ik toen nog niet.
Reflex werd in februari 1979 gelanceerd, onder de naam NieuwsNet trouwens – de titel ‘Reflex’ was al in gebruik. Een jaar later, 10 februari 1980, verscheen het laatste nummer van Mix. Het laatste nummer van NieuwsNet verscheen acht maanden later, op 1 oktober 1980. Nee, echt succesvol waren de bladen niet waarvoor ik bij VNU werkte.

 

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum