volkshotelIn 1990 was ik voor het laatst in het gebouw van de Volkskrant – in de tijd dat de papieren kranten nog machtige bolwerken waren, een van de grootste dagbladen van Nederland. De verarmde krant heeft het pand al lang geleden ontruimd, het ‘mooiste en modernste krantengebouw’ ontsnapte maar net aan de slopershamer. Nu is het een hotel en een broedplaats voor creatieve jonge mensen. Na al die tijd kom ik terug om er, voor het eerst, te slapen. En mijn verjaardag te vieren. Hoe zou de kamer van de hoofdredacteur er nu uitzien?

Glimlachend kijkt de jonge vrouw achter de counter me aan. “U heeft een kamer gereserveerd?”, vraagt ze. “Onder welke naam?”

“Rep.” 

Ze checkt de computer. “Martin Rep?”

Bezoekers van het Volkshotel worden met hun voornaam aangesproken, al durft ze me toch niet te tutoyeren. “U bent voor de eerste keer hier?”

Hoewel ik hier helemaal niet voor de eerste keer ben, zeg ik ‘ja’. Ik buig me een beetje naar haar over en zeg, half-samenzweerderig: “Ik heb hier vroeger op de redactie gewerkt en kom hier mijn verjaardag vieren.”

In augustus 1990 liep ik voor de laatste keer de voordeur uit van de Volkskrant aan de Wibautstraat in Amsterdam. Ik had net in de vergaderzaal op de tweede verdieping afscheid van de redactie genomen met een leuk feestje en ging nog even met mijn Dicky en wat collega’s een biertje drinken bij café Hesp aan de Weesperzijde. 

Dat is nu 28 jaar geleden. Afgezien van een enkel kort bezoekje ben ik nooit in het gebouw terug geweest. De Volkskrant zelf is er allang uit en ook de overburen, de dagbladen Trouw en Het Parool, hebben de Wibautstraat verlaten. 

Mijn band met het gebouw waarin nu het Volkshotel is gehuisvest, dateert trouwens van ver vóór 1990. In de zomer van 1965 had ik een tijdelijk baantje op de afdeling agenten-incasso van dagblad Het Parool, hier recht tegenover. Daar zag ik hoe het trotse gebouw aan de overkant zijn voltooiing naderde. Er was niets wat ik liever wilde dan journalist worden. Tussen mij en het blinkend witte gebouw, stralend in de zon, zat vijftig meter klinkers en asfalt. Het zou nog lang duren voor ik die vijftig meter had overbrugd. Pas in het omineuze jaar 1984 werd ik eindredacteur binnenland bij de Volkskrant.

De Volkskrant was het dagblad voor katholiek Nederland, ook al verdween die ondertitel uit de kop van de krant toen redactie, administratie en techniek het pand aan de Wibautstraat betrokken. Lang nadat de katholieke hoofdredacteur Joop Lücker was weggejaagd en het linkse alternatieve langharig tuig de macht op de redactie in handen nam, had het overgrote deel van de lezers nog katholieke roots. Een keer per jaar klaagden de nonnetjes uit ’s-Heerenberg per ingezonden brief als tekenaar Opland of columnist Jan Blokker weer eens tegen een heilig huisje had geschopt. Maar paapse invloeden waren nooit ver weg. Toen ik een keer in een kop het woord ‘rooms’ had gebruikt, werd ik door m’n collega’s op de vingers getikt. Ik had ‘katholiek’ moeten schrijven, ‘rooms’ werd als een denigrerende term beschouwd – wist ik veel, als gereformeerde jongen.

Het stralende gebouw werd in de loop der jaren steeds minder stralend. Bij de oplevering werd de airconditioning geprezen; dertig jaar later al was het een ‘sick building’. De atmosfeer op de tweede etage, waar de redactie huisde, was ’s middags zo benauwd dat je wel af en toe naar buiten moest om wat frisse Amsterdamse lucht in te ademen. Steeds meer van de kleine witte tegeltjes waaraan het gebouw zijn stralende uiterlijk had te danken, kletterden neer op het trottoir aan de Wibautstraat. In 2007 verliet de Volkskrant het gebouw. Sadder, wiser, maar vooral poorer; uitgemolken door Engelse roofkapitalisten.

Wat verwacht ik hier na al die tijd terug te vinden? De hal, waar ik zojuist het elektronische pasje van de vriendelijke receptioniste heb gekregen, herken ik nauwelijks. Dynamisch is het er wel. Er zitten tientallen, misschien wel honderden, jonge mensen, zonder uitzondering met een smartphone of een laptop. Ze surfen over het web, schrijven teksten of monteren een film. Een lungho of een macchiato binnen handbereik. De overheersende kleuren zijn rood en zwart. Was die trap naar boven vroeger op dezelfde plaats?

“ik zou graag eens kijken op de tweede verdieping, waar de redactie zat”, zeg ik tegen de aardige dame. “Met name op de vroegere kamer van de hoofdredacteur. Dat zal nu wel een mooie suite zijn?” 

Ze kijkt me neutraal aan. “Waar was dat precies?”, vraagt ze.

De kamer van hoofdredacteur Harry Lockefeer maakte diepe indruk op me toen ik er najaar 1983 kwam solliciteren. Dik grijs tapijt, grote blauwe krantenkoppen en het logo van de krant op de wanden, op Harry’s bureau een strakke zwarte Atex-terminal, waarop hij elk moment van de dag de vorderingen aan de krant kon volgen. (Pas later kwam ik erachter dat de hoofdredacteur nauwelijks wist hoe hij moest inloggen op het systeem.) Een panoramisch uitzicht: aan de ene kant de brede Wibautstraat, de in beton gegoten vooruitgangsdroom van het stadsbestuur, aan de andere kant de nog niet veryupte smalle straten van de volksbuurt Amsterdam-oost. 

In deze kamer werd geregeld de redactie bijeengeroepen. Door het omroepsysteem klonk dan de stem van adjunct Henk Huurdeman. In de kamer van  Lockefeer stonden inmiddels bier en wijn koud om de driehonderdduizendste abonnee te vieren, een jubileum of een afscheid van een collega. Binnen een paar minuten stond het er blauw van de rook. Sommigen, zoals Peter van den Berg van de binnenlandredactie, prefereerden een sigaar, maar shag was favoriet. Harry zelf hielp daar dapper aan mee. Hij draaide altijd zware shag. Verder viel hij nogal uit de toon op de redactie omdat hij een pak en een stropdas droeg. Redacteur Dick Slootweg van Het Vervolg was onlangs in Indonesië geweest en rookte kretek sigaretten. Daar was niemand blij mee.

In 1995 werd Lockefeer hoogleraar in Groningen. Pieter Broertjes nam zijn kamer over. Als hij een groep gasten welkom heette in de hal van het krantengebouw, stelde hij zich voor met “ik ben Pieter Broertjes, ik ben hier hoofdredacteur en ik woon hierboven”. Ik ben nieuwsgierig of er iets van de grandeur van die ruimte is overgebleven. Voorlopig gaat dat niet lukken.

“We zitten bijna altijd vol”, legt de receptioniste me uit. “Maar we kunnen straks even kijken welke kamer het precies is. Trouwens, uw kamer is al helemaal klaar voor u. Het is op de derde etage. Met uw elektronische pasje kunt u de lift bedienen en de kamerdeur openen.” 

De derde verdieping! Daar zat de kunstredactie, maar dat was pas nadat ik de Volkskrant had verruild voor De Gelderlander en naar Nijmegen was verhuisd. Stiekem had ik gehoopt op een kamer op de tweede etage, waar ooit mijn bureau op de redactie binnenland stond. Maar ach, als ik straks maar het gebouw maar kan bekijken. Daar ben ik nu eenmaal voor gekomen. Nieuwsgierig lopen Dicky en ik naar de lift. Die is in ieder geval nog op dezelfde plaats.

 

Volkshotel / Volkskrant

De zwartwit-foto's (tenzij anders vermeld, © Rob Josselet) zijn genomen in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Klik erop voor een grotere versie.

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum