volkskrantredactie1Korte inhoud van het voorafgaande: ter gelegenheid van mijn verjaardag boek ik een overnachting in het Volkshotel, waar ooit de Volkskrant was gevestigd. Ik ben nieuwsgierig of er nog iets resteert van het glorieuze krantenverleden en vraag me af hoe de kamer van de hoofdredacteur er nu uitziet.

In de zomer van 1990 werd ik op de redactie van de Volkskrant gebeld door Henk Kuijt, hoofdredacteur van De Gelderlander. Ik had hem een sollicitatiebrief gestuurd en hij wilde daarover praten. (Over zijn leugens in het telefoongesprek dat toen volgde, zal ik later nog weleens schrijven.)

“Ik zit hier midden op de redactie, Henk”, zei ik. “Ik bel je zo terug.” Ik liep de trap op naar de derde verdieping en belde Henk vanuit een werkcel waar zwetende en rokende verslaggevers in hun eentje konden worstelen met hun kopij.

Ik schat dat die ‘zweetkamer’ zich bevond op de plek van de hotelkamer die Dicky en ik zojuist hebben betrokken. Het uitzicht op de Wibautstraat is ook ongeveer hetzelfde als vanaf mijn bureau op binnenland, hier ooit pal onder. Aan de overkant de betonnen dozen van dagblad Trouw en Het Parool. Alleen staat daar nu ‘Swing Gym’ en ‘The Students Hotel’ op. 

Alles is veranderd, maar alles is ook hetzelfde gebleven. Het Volkshotel lijkt oppervlakkig gezien nog op het oude Volkskrant-gebouw, maar het is wel degelijk een hotel geworden. Maar dan een hotel zoals ik niet eerder bezocht heb, met een laten we zeggen urbane uitstraling. Straatkunst op de wanden, ruw beton op het plafond. Als eindredacteur beschouwde ik het als mijn plicht zoveel mogelijk Engelse woorden uit de krant te weren, hier word je uitsluitend in het Engels toegesproken, op elk bordje, in elke folder of wat voor mededeling van de directie dan ook. Net zo min als vroeger ‘op zaal’ kan het raam open. Maar de airco doet het tenminste goed. Op de tv een (Engelstalig) filmpje waarin een balletdanseres op het dak van het Volkshotel ons de hottub laat zien. We installeren ons. De wifi is uitstekend, ik stuur de kinderen een foto van ons tweetjes. Tijd om het hotel te gaan bekijken. 

De redactie was op de tweede verdieping, maar die kunnen we niet bereiken. Ons plastic kaartje weet dat wij een kamer op de derde hebben en staat ons niet toe naar de tweede te gaan. 

Dan maar naar de zevende, daar kan iedereen terecht. Hier was de kantine, waar we tijdens een rustig moment in de avonddienst een broodje kroket haalden en overdag de lunch gebruikten. Je kocht bonnetjes die leken op de kartonnen treinkaartjes uit die tijd: je vouwde er een paar stukjes af waar je een broodje kaas of een kom soep voor kon krijgen. Je had uitzicht op Amsterdam-oost, maar de deuren naar buiten waren altijd dicht.

De zevende etage heet nu Canvas. Het is de ontbijtzaal en ’s avonds nachtclub en cocktailbar. Je kunt nu wel naar buiten. Het is er aangenaam in de vroege voorjaarszon, maar we moeten verder. 

Terug bij de dame van de receptie vraag ik opnieuw naar de voormalige kamer van de hoofdredacteur. “Het is beter dat we dat morgen rond twaalf uur proberen, bij de wissel van de gasten”, zegt ze. “Dan kan ik mijn collega vragen om de sleutel.”

We bekijken de hal, waar nog steeds druk wordt gewerkt door jonge mensen. Er is ook een Broedplaats, maar die kunnen we niet in. Aan de achterkant is een soort chillroom, met een sjoelbak en luie stoelen. Het toilet is in de kelder. Hier stond ooit, voordat de krant overging op offset, de drukpers. Maar toen ik eind 1990 vertrok, was de pers al ontmanteld. De Volkskrant werd toen gedrukt aan de overkant van de Wibautstraat, in Houten en in Apeldoorn. Jammer - want iets mooiers dan een krant met een eigen drukpers is er niet.  

 

Ik had zeven jaar gewerkt bij tijdschriftenuitgeverij VNU voordat ik in 1984 bij de Volkskrant kwam. In plaats van prachtig geïllustreerde tijdschriften ging ik weer echte kranten maakten, die stonken naar papier en drukinkt. De eerste keer dat ik avonddienst had en de krant klaar was (‘dicht’), hoorde ik het geluid: het was als een zachte kleine aardbeving, die aanzwol en tot een achtergrondgeluid werd dat bij het gebouw hoorde. Je voelde het ook. Het gebouw trilde zachtjes.

Ik moest het zien. Ik wist waar het geluid vandaan kwam. Redacteuren kwamen er eigenlijk nooit, maar mij trok die aanwezigheid van het monster in de kelder als een magneet aan.

Het was een paar trappen naar beneden. Deuren door. Dan de laatste, zware deur, en ik stond voor de drukpers. Hier werden de bijna driehonderdduizend Volkskranten gedrukt die naar distributiepunten in het hele land werden weggebracht. Eerst de buitenlandse exemplaren. Voor de deur van het krantengebouw stond een Renault Espace met draaiende motor klaar, waar op dat moment stapels kranten in werden geladen. Binnen enkele minuten zou die vertrekken naar Parijs. De volgende nacht zou hij er weer staan, opnieuw ongeduldig wachtend op de nieuwe krant voor de Nederlanders die in de Franse hoofdstad hun verse exemplaar van hun favoriete krant niet wilden missen.

Iets verderop, op de parkeerplaats aan de achterkant, stonden de vrachtauto’s die duizenden exemplaren zouden brengen naar Groningen, Friesland, Zeeland en Limburg. De volgende trits krantenauto’s was voor Overijssel, Gelderland, Brabant. Zo ging het door, steeds kortere afstanden. De kranten die het laatst van de pers kwamen, waren voor de editie ‘stad’, Amsterdam en omgeving. 

Boven hield de redactie de persbureaus in de gaten om te kijken of de krant nog moest worden opengemaakt voor het laatste nieuws. Na twee uur ’s nachts loonde dat de moeite niet meer. Dan waren verreweg de meeste kranten gedrukt, er gebeurde toch niets meer, de redactie kon naar huis of trok nog een flesje bier open en ging verder met het potje Risk waaraan om halfeen was begonnen. Maar bij bijzondere gebeurtenissen werd er hard doorgewerkt. De pers draaide dan wat langzamer om zoveel mogelijk kranten nog van de laatste ontwikkelingen te kunnen voorzien. 

Ademloos keek ik naar die daverende drukpers. Mannen in overall liepen eromheen, trokken af en toe een krantje uit de aanzwellende stapel, bladerden erin en gooiden hem vervolgens in een grote papierbak. Een van hem kwam naar me toe en riep iets.

Ik kon hem niet verstaan vanwege het gebulder. Ik trok mijn wenkbrauwen op en hield mijn hand achter mijn oor. “Wat komt u hier doen?”, riep hij.

“Even kijken naar de pers”, schreeuwde ik terug. “Ik ben van de redactie.”

De drukker vond het maar vreemd. Niet verder komen dan hier, wees hij op de grond. Ik bleef daar een tijdje staan kijken.

Die eerste weken ben ik nog een paar keer teruggekomen. Het was een verouderde hoogdrukpers, die eigenlijk alleen maar in zwartwit kon drukken. De kranten die ervan afkwamen, bezorgden je vieze vingers. Maar zelden voelde ik me meer één met de krant dan in die kwartiertjes daar in de kelder van het Volkskrantgebouw.


Hoofdredacteur Broertjes kon de onttakeling van de lokalen niet aanzien en vertrok voortijdig 


Ik loop de trap van het toilet op, we gaan naar buiten. Er zitten jongens en meisjes te internetten op de open wifi van het Volkshotel. Boven de entree zijn vrolijke versieringen aangebracht, waarschijnlijk omdat het hotel een jaar bestaat. Dit gebouw is maar nauwelijks ontsnapt aan de sloophamer. Nadat de krant was vertrokken uit wat in 1965 ‘het mooiste krantengebouw van Nederland’ werd genoemd, verloederde het snel. Het werd tijdelijk betrokken door artiesten, muzikanten en kleine vakmensen, op de zevende verdieping werd een bar geïmproviseerd waar de gepensioneerde ‘Volksknarren’ een enkel keertje kwamen. Het was aan de crisis te danken dat het gebouw niet werd afgebroken om plaats te maken voor iets anders. Vanaf 2014 werd het omgebouwd tot een modern hotel met liefst 172 kamers, dat tevens een broeinest  werd voor creatievelingen uit buurt en stad. 

Het vertrek uit het gebouw in 2007 riep weemoed en instemming op. Hoofdredacteur Broertjes kon de onttakeling van de lokalen niet aanzien en vertrok voortijdig nadat de verhuizers ‘na enig duwen en trekken’ de computer onder zijn neus vandaan haalden, schreef hij in Adieu Wibautstraat, een boekje voor relaties van de krant dat verscheen bij de jaarwisseling 2007-’08. Anderen waren blij de benauwde, muffe bunker te kunnen ontvluchten (redactiebediende Gijs van den Heuvel: ‘Veel prettige herinneringen aan het oude Volkskrant-gebouw heb ik niet. Het witte mormel aan de Stalinallee was ziek, doodziek.’) Maar in dezelfde uitgave pleitte architectuur-journaliste Hilde de Haan voor behoud van het gebouw, dat volgens haar nog eeuwen meekon.

Hoewel ik door mijn vaandelvlucht naar De Gelderlander geen recht van spreken meer heb, deel ik de nostalgische weemoed. Zowel vanwege de schoonheid van het gebouw als de mooie journalistieke jaren die ik er doorbracht. Ik ben dan ook blij dat het is blijven staan. Bij het ontbijt de volgende ochtend geniet ik van het vertrouwde uitzicht. De vorige avond hebben we hier, in de ‘nachtclub’, een glaasje gedronken. Het was er rustig. In het weekend dreunt er de muziek van de disco. 

Ik fotografeer de donkere gangen op onze verdieping en het uitzicht over de straten richting de Amstel. De ruimtes op de begane grond. Bij de receptie informeer ik nogmaals naar de voormalige kamer van de hoofdredacteur, maar we spreken af dat zo rond twaalf uur, als we onze koffer komen ophalen na onze stadswandeling, een beter tijdstip is.

Tegen die tijd is echter de vrije middag van de receptioniste begonnen. We gaan naar huis zonder de kamer van de hoofdredacteur te hebben teruggezien. Misschien maar beter ook. Want hoewel alles hetzelfde is gebleven, is alles ook veranderd.

 

Broertjes schreef, onder de titel Heimwee: ‘Het liefst zou ik na mijn pensioen een appartementje kopen in het Volkskrant-gebouw; op de linkerhoek van de tweede verdieping met uitzicht op de Wibautstraat.’

 

Vorige aflevering

Hoe de Volkskrant plaatsmaakte voor het Volkshotel

Meer lezen

Over de architectuur van het Volkshotel:

www.arcam.nl/volkshotel/

Website van het Volkshotel

www.volkshotel.nl 

 

In het Volkshotel

Impressie van ons verblijf in het Volkshotel, 10~11 april 2018

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum