hembrug1

‘Sans pareil’, oftewel ‘nog nooit zoiets moois gezien’, zei keizer Napoleon Bonaparte toen hij, tijdens een bliksembezoek aan Zaandam in 1811, een blik sloeg op de Achterzaan, het stuk Zaan ten noorden van de Dam.

Wat hij zag, was een meanderend water zonder enige stroming. Er stonden bomen langs, veel groen geverfde houten huisjes met tuinen aan het water. Op het water was heel wat bedrijvigheid. Zeilschepen met vracht meerden af op tal van plaatsen, mannen krioelden eromheen om de lading te lossen.

Honderdvijftig jaar later, als ik de Wilhelminabrug over fietste op weg naar school, kon ik me niet goed voorstellen wat de machtigste man ter wereld van toen zo fascinerend had gevonden aan de Zaan. De rivier die geen rivier is maar een diepe zeetong van de Zuiderzee, stonk in 1961 als een oordeel. Er waren nog wel bomen langs het water, maar je moest ze met een lantaarntje zoeken tussen de fabrieken van Pieter Schoen, Verkade, Honig, Albert Heijn en de gashouders. Vanuit het biologielokaal van het Zaanlands Lyceum zag ik alleen maar fabrieken en bedrijven als ik uit het raam keek met zicht op de rivier.

zsmMaar mooi? Toch wel. Mooi van ‘lillekheid’, zoals ze in de Zaan zeggen. Ik wist nog niet eens wat industrieel erfgoed was, maar als scholier zette ik de monumenten van de Zaan al op de foto. Ik fietste naar de Achtersluispolder waar ik de majestueuze kranen van de scheepswerven fotografeerde. Naar de Hembrug om de ‘grootste draaibrug van Europa’ vast te leggen. Ik bracht er vele middagen door, op de Hempont of zittend in het gras langs het Noordzeekanaal, om naar dat gietijzeren kunstwerk te kijken. Elke tien, twintig minuten daverde er een trein overheen, van Zaandam naar Amsterdam of de andere kant op. Op het Noordzeekanaal was het druk met vrachtschepen, meestal volgeladen met hout. Om die te laten passeren, zwaaide tussen twee treinen door de brug open. Na een schade, ontstaan door een aanvaring, kon de brug nog maar een halve draai maken. Ze moest sindsdien noodgedwongen in dezelfde richting terugdraaien als ze heen had gedaan, als een oorlogsveteraan die zich nog maar op één been kan voortbewegen. Het beeld van de oorlog dringt zich niet toevallig op: we kenden romantische verhalen van verzetsstrijders die een door de moffen aangebrachte explosieve lading onder de brug vandaan hadden gehaald, met gevaar voor eigen leven.

Westzijde brand Zaans Veem 1954Minstens zo fascinerend als de Hembrug was de silo van Zwaardemaker in de Oostzijde. In de buurt woonden een vriendje van me, Gerard Nachbar, en twee ooms en tantes met hun kinderen: oom Auke en tante Gees in de Belgischestraat, oom Teun en tante Marie in de Eendrachtstraat. De silo was een ontzagwekkende dreigende donkere muur, midden in de stad, een op de aarde neergedaalde monoliet zoals ik pas jaren later op het filmdoek zou zien in 2001 A Space Odyssey van Stanley Kubrick. Een sombere wand, vrijwel zonder opening, waarover je alleen maar kon fantaseren wat zich daarbinnen bevond; ik kwam nooit verder dan een grote tomeloos diepe ruimte, zonder vloeren of tussenwanden, met daarin één grote hoop graan, zoals Jozef, onderkoning van Egypte, had laten aanleggen om de dreigende hongersnood in zijn land het hoofd te bieden. Bij Zwaardemaker, zo wist ik, had voor de oorlog mijn vader zakken gesjouwd en zijn rug verknoeid.

joostveerkamp-adelaarVerderop langs de Zaan, richting Wormer, nog voorbij de silo’s van Zaansch Veem die in 1954 in de brand gingen, een brand die Zaandam weken in zijn ban hield – ik bekeek de vlammen en rookwolken vanaf een veilige afstand, dichtbij komen mocht ik niet van mijn ouders – verderop langs de Zaan werden de monumenten nog indrukwekkender. Bij Wormerveer was een al even omineus gebouw, nu met een gigantische betonnen arend erbovenop, die zijn wieken uitspreidde en woest over de Zaan uitkeek. De Adelaar, zo heette dit bedrijf, toen nog een zeepfabriek. Iets verderop, aan de overkant van de rivier, in Wormer, stonden de dreigende 36 meter hoge gewapend-betonnen wanden van de graansilo van Mercurius oftewel Lassie.

de phenixMaar het gebouw dat de meeste indruk op mij maakte, was het pakhuis de Vrede. Een dreigende, verlaten, spookachtige, eenzame dame aan een water met de romantische naam Zijkanaal H. De Vrede werd gebouwd in het vredesjaar 1918 als stoommeelfabriek. Naderhand werd het een graansilobedrijf.

brand-vredeDe Vrede konden wij min of meer zien toen wij aan de Meidoornstraat woonden. We hoefden maar even naar de Troelstralaan, vlak achter onze straat, te lopen, die het einde van Zaandam markeerde. Langs deze straat, die wij meestal nog met de oude naam Weerpad betitelden, liep de Weerpadsloot. Aan de overkant: weiland. Wat verderop een voetbalclub, Zilvermeeuwen genaamd. Daarachter, in de verte: Amsterdam en silobedrijf de Vrede. Amsterdam kon je alleen ’s avonds zien, als de lichtjes van de stad aan gingen. De Vrede was overdag zichtbaar: een vierkant, bakstenen gebouw met een kleine toren erop, dat donkerbruin afstak tegen de lege achtergrond van zon en wolken.

Een paar keer heb ik de Vrede ook ’s avonds gezien. Toen wij pas aan de Meidoornstraat waren komen wonen, in augustus 1951, woedde er een grote brand in het pakhuis. In het donker zagen wij de vlammen die soms uitgedoofd leken maar opeens daarna weer fel oplichtten. De brandweer redde het gebouw. Precies zes jaar later, in augustus 1957, brak opnieuw brand uit in het pakhuis. Ook daarvan waren wij getuige vanaf het Weerpad.

devrede-1968Soms fietste ik naar de Vrede. Vanaf de Noorder IJ- en Zeedijk een zijweg op die rechtstreeks naar het doodse gebouw leidde. Hoe dichter bij je kwam, hoe angstaanjagende het werd.

Gewerkt leek er nooit te worden, maar er was altijd wel een bewaker aanwezig die je wegstuurde. Er lagen glasscherven en andere rommel op het terrein, er stonden hekken omheen maar je kon er toch komen. Ik gluurde door ramen die smerig, of donker, of allebei, waren; in ieder geval kon je nooit goed zien wat daarbinnen aan de hand was. 

Ank en Wytze

Toen Dicky en ik al weg waren uit Zaandam, vroegen vrienden van ons of ik de trouwreportage van hun huwelijk wilde maken. Ik voelde me vereerd. Ik was druk in de weer in gemeentehuis en kerk om alles vast te leggen. Bij zo’n reportage hoort ook een serie waar de jonggehuwden elkaar kussen en vasthouden voor een mooie achtergrond. Ik koos daarvoor voor de Vrede. Over het resultaat was ik tevreden. Twee mooie, jonge mensen, voor het vervallen, spookachtige geschonden gelaat van het graansilobedrijf. Het werd een prachtige serie en Ank en Wytze zijn nog steeds bij elkaar.

Wie niet in deze streek is geboren of opgegroeid, zal niet gauw gevoelig zijn voor deze Zaanse pracht. Zaankanters zijn er trots op. Ich bin ein Zaankanter.

Copyright © 2015-2024 Studio Martin Rep Bussum