Na meer dan een halve eeuw probeert Martin Rep schoon schip te maken: ooit was hij Zwarte Piet. En niet zo’n beetje verkeerde Zwarte Piet ook. Hij hoopt op clementie.
Nu de intocht van Sinterklaas in Nederland voor de deur staat, de omgeving van de Zaanse Schans wordt schoongeveegd en afgegrendeld; nu de Grauwe Eeuw en de anti-Piet-activisten hun demonstaties en hun acties aan het voorbereiden zijn – nu wordt het voor mij tijd om uit de kast te komen en publiekelijk schuld te bekennen. Misschien kan ik op genade rekenen, ik hoop het maar.
De feiten: op maandag 4 december 1961 heb ik voor Zwarte Piet gespeeld. Ik was geen roetveeg-Piet, geen zonverbrande Piet. Zelfs geen stroopwafel-Piet. Nee, om het nog erger te maken en in de terminologie te blijven: ik was een echte Negerzoen-Piet. Ik wil het niet mooier maken dan het was, en het is ook niet de bedoeling mijn vader erbij te lappen, maar hij verkocht in dat jaar in zijn buurtwinkel aan de Meidoornstraat in Zaandam wel degelijk Negerzoenen; ik meen twee stuks voor een dubbeltje, ze waren dacht ik net zo duur als de Chocoprinsen.
Maar laat ik bij de feiten blijven.
Mijn aanstaande schoonzuster Ria van der Hoeden was hoofdleidster van de Christelijke Kleuterschool aan de Cederstraat in Zaandam. In de wijk de Uithoek, vlak bij molen de Gekroonde Poelenburg, die er waarschijnlijk toen nog net stond (in 1963 zou de molen worden herbouwd aan de Zaanse Schans – jawel, vlak bij de plek waar morgen Sinterklaas voet aan wal zal zetten in Nederland). De Sint was in het land, de christelijke kleutertjes konden er al niet van slapen dat hij persoonlijk hun school in de Uithoek zou bezoeken.
“Het was een leuk schooltje”, herinnert Ria zich 57 jaar later nog altijd met genoegen. “Het was nieuw gebouwd en helemaal zelfstandig. Een naam had het niet, het was gewoon Christelijke Kleuterschool.”
Om het sintfeest zo gezellig mogelijk te maken, vroeg zij haar zwager Piet Graaff om als Sinterklaas op te treden. Ik werd gevraagd als Zwarte Piet.
Dat laatste was wel een waagstuk. Ik was goed veertien jaar, maar geheel onervaren als Piet. Pas zes jaar eerder geloofde ik zelf nog heilig in de Sint. Maar zelfs toen ik al in de zesde klas van de lagere school zat, kon de Sint mij nog angst inboezemen. Sint en Piet gingen niet alleen bij het ‘kippedrit’ langs op de Ds. Lindeboomschool aan de H. Gerhardstraat, maar kwamen ook in de hogere klassen even om de hoek kijken om op voorspraak van het onderwijzend personeel kinderen die het ’t afgelopen jaar nogal bont hadden gemaakt, nog even publiekelijk op het matje te roepen. Ik had in die tijd zelden een schoon geweten en kneep ‘m als een ouwe dief als het illustere tweetal een ronde door de school maakte om recht te buigen wat krom was.
Maar angst aanjagen was absoluut niet de bedoeling, legde m’n schoonzus – zij had verkering met mijn broer Jelte, met wie ze inmiddels al meer dan een halve eeuw getrouwd is – me uit. Ik mocht de kleutertjes beslist niet bang maken en geen enge Piet spelen. Natuurlijk moest ik wel Pietentaal leren, en zo oefenden we enige tijd in het praten met dikke rollende r’s. Na korte tijd kon ik probleemloos ‘ja Sinterrrklaas, nee Sinterrrklaas’ en ‘ikke niette weten Sinterrrklaas’ zeggen.
Het was een regenachtige middag toen wij uit de auto stapten aan de Cederstraat en het schooltje binnenliepen. Er werden gezongen en gejuicht. Ik wist niet precies wat er van me verwacht werd en keek een beetje verlegen naar de grond. Tot Ria m’n roe afpakte en we een vrolijk spelletje krijgertje door het lokaaltje deden. Daarna deelde ik snoep uit – ik had het consigne gekregen niet te strooien – en ten slotte werden we uitgezwaaid.
Ik voel me na al die tijd wel rot over wat ik toen heb gedaan. Misschien kan ik tot mijn verdediging aanvoeren dat ik pas veertien jaar was, maar ik meende in die tijd wel al volwassen genoeg te zijn om stevig te roken. Daarbij gesponsord door de onuitputtelijke voorraad in de winkel van mijn vader.
Ook vind ik dat ik al gedeeltelijk boete heb gedaan. Ik heb namelijk bijzonder veel moeite moeten doen om de pikzwarte schmink van mijn gezicht te krijgen. Na talloze wasbeurten met warm water was het er nog niet echt af. Vooral mijn oren waren niet echt schoon te krijgen. “Moet je met boter doen”, zei mijn schoonzuster opgewekt, maar ook de goedkope Blue Band die ik probeerde, hielp niet echt.
Misschien kan ook als strafvermindering in aanmerking worden genomen dat de betreffende kleuterschool al lang geleden is gesloopt. Er is ongeveer op die plek nu een school die de Springplank heet, maar die heeft niets te maken met de kleuterschool die hier ooit heeft gestaan.
Ik heb sindsdien ook nooit, nooit meer voor Zwarte Piet gespeeld. Wel een jaar of veertig later een keertje voor Sinterklaas. Maar daar is niet mis mee, toch?
Of…?