verkademeisjesHet schooljaar is afgelopen, de vakantie lonkt… maar eerst moet er geld verdiend worden om echt op vakantie te kunnen gaan. Ik deed dat in mijn hbs-tijd, zoals zovele andere jongens en meisjes in die tijd. Onder hen Jan de Jong, geboren en getogen in de Zaandamse Havenbuurt. Hij schrijft daarover in zijn boek Buitenbeentje in het Havenkwartier. Hieronder het hoofdstuk ‘Vakantiebaantjes’ uit dat boek. 

Op de vervolgscholen na de basisschool had je lang vakantie, soms wel acht of negen weken. In die tijd werd het gewoonte voor jongeren vanaf veertien jaar om dan een vakantiebaantje te zoeken om wat geld te verdienen voor een grotere aanschaf zoals een fiets of om met de vakantie wat zakgeld te hebben. O.a. de Verkade koekfabrieken hadden veel vakantiewerkers nodig, maar je moest daar minstens drie aaneengesloten weken werken.

Ik heb er twee keer gewerkt en het was nog flink hard doorwerken en je moest echt wel wennen aan de lange dagen en de discipline. De lunchtijd was maar een half uur en dan moest je snel je meegebrachte broodje eten en misschien nog een paar minuten op het gezellige binnenplein kijken waar de meisjes van het vaste personeel zich op de schommels etc. vermaakten. En voor mezelf werd het toen wel duidelijk dat ik zulk eentonig werk liever niet wilde doen dus dat er wel wat aan mijn huiswerk van school gedaan moest worden.

Koekbakblikken schoonkrabben

De eerste keer bij Verkade kwam ik terecht op de afdeling waar ze gemengde biscuit maakten en ik kwam in de productie van geroosterde cakejes. De afdelingschef was meneer Paasen bij ons uit de straat en dat bleek al een belangrijke positie te zijn, dus die werd voortaan door ons met veel meer respect bekeken. Er was nog een vakantiewerker op die afdeling die ik van de hbs kende en die in de Frans Halsstraat woonde, hij was iets ouder dan ik, hij heette Frits van lkelen.

Ons werk bestond uit: ’s morgens de koekbakblikken schoonkrabben en in-oliën. Later werd dan het deeg gemaakt en werden de blikken daarmee gevuld en in de grote vaste oven geplaatst. Dat gebeurde nog met van die lange ovenstokken die de bakkers vroeger altijd gebruikten. Ook werden ’s morgens de lange cakes van vorige dag in plakjes gesneden en op bakplaten gelegd om die roosteren in een bandoven. De grondstoffen voor het deeg moest ik met een speciale kar halen in de apotheek waar alles werd klaargemaakt voor de afdelingen. Dat was voor onze afdeling meel, suiker, roomboter, rozijnen en nog wat verschillende toevoegingen.

Ik moest met die kar over de afdeling waar een grote groep meisje de Café-Noirkoekjes met de hand aan het indopen waren. Ik was gewaarschuwd dat ik er als de bliksem langs moest gaan want ze pikten de roomboter en de rozijnen bij handen vol uit mijn kar. Meestal lukte het me wel redelijk er langs te komen maar soms hadden ze me te grazen en besmeerden ze hun lunchbroodjes rijkelijk met roomboter. Als ik er wel racend langs kwam, scholden ze flink op me waarbij ‘slijmerd’ nog het netste woord was.

Zaterdag was nog de leukste dag want dan werkten we alleen 's morgens en na 10 uur was het schoonmaken geblazen. En dat ging heel grondig met alles schrobben en dweilen en veel water en zeep etc. En als je dan naar huis ging mocht je langs ‘de Inslag’, de Verkade personeelswinkel waar je voor een bepaald maximum bedrag wat Verkade-producten voor gereduceerde prijs kon kopen. En als je dan langs de portier liep en op de controle-handel drukte was je niet bang dat de bel zou luiden die ging als je gecontroleerd en gefouilleerd werd of je niets had meegepikt.

Dekschuiten ontroesten

Het jaar daarna ging het wat anders, want door de vakanties van pa en moe en mijn eigen weekje kamperen met vrienden in Apeldoorn kon ik niet drie aaneengesloten weken bij Verkade gaan werken. Ik vond toen een baantje bij Bakker en Stroo in Wormerveer, een reparatiescheepswerfje. Mijn oom Jan, die voorheen bij melkboer Middendorp aan de had haven gewerkt, werkte daar ook. Ik moest maar beginnen met een lange dekschuit die op de helling lag met krabbers te gaan ontroesten. Toen ik een uur bezig was en pas enkele centimeters van de schuit kaal had geschraapt, dacht ik aan de rest van de drie weken die ik dat nog zou moeten doen en zag er geen been meer in. Ik haalde mijn rentekaart weer op bij de bedrijfsleider, die opmerkte dat ik het wel erg snel bekeken had. In de familie werd er nog lang over mijn uithoudingsvermogen in deze baan gesproken.

verkademeisjes2Maar intussen verdiende ik mooi geen vakantiegeld voor mijn weekje uit. Dus ik besloot toch maar even bij Verkade langs te gaan om te zien of er nog een mouw te passen was aan de verplichte ononderbroken duur van drie weken en tot mijn geluk kon ik meteen aan de slag op de taaitaai-afdeling. We moesten die ’s morgens eerst sorteren en de slechte eruit halen en daarna in pakjes pakken en in kisten doen ter verzending. ‘We’ bestonden uit de vaste staf van ca. vijf meisjes en drie vakantiewerkers.

Ik herinner me nog dat ze elkaar verhalen vertelden waar mijn oren rood van werden maar die ik veelal niet eens goed begreep. De ‘vakantiekwajongens’ hebben nog wel enkele rare geintjes uitgehaald door af en toe een taaitje met een hap eruit mee in te pakken. Daar zal Verkade vast nog wel eens een reactie op hebben gehad.

De betaling was overigens niet geweldig, meestal ca. 12 gulden per week en na een week of wat nog de uitbetaling van de premie voor extra hard werken en dat was dan nog ongeveer 21 cent die dan per postwissel kwam. Als er tijd over was moest ik op de taai en ontbijtkoek afdeling de voorraden deeg in tonnen bekijken of die niet te veel gisting vertoonden. Ik hoorde dat het deeg daarvoor soms wel een jaar moesten rijpen.

Platen kletteren op de grond

Na een week op deze afdeling kwam ik op de afdeling waar paneermeel werd gemaakt. Dat ging ook in bandovens waarin eerst grote plakken deeg werden gebakken die na in tweeën te zijn gesneden nog eens geroosterd werden. Ik stond vaak aan het eind van de oven de gloeiend hete platen die op drie banen naast elkaar aan kwamen zetten op te vangen en in grote staande karren te plaatsen die een ander dan weer wegreed en verving door een lege. Als je naar de wc wilde, moest er eerst een vervanger voor je komen want de oven kon niet gestopt worden want dan verbrandde de boel. Op een keer kreeg ik een bloedneus en kwam er niet meteen een vervanger en de platen bleven uit de oven komen en kletterden over de grond.

Ik werd naar de meelzolder aan de Zaan overgeplaatst en moest daar paneermeel malen in een grote molen die met een kolenschop gevuld moest worden. Ook oude beschuitrollen gingen daar door de molen. Het was een vrij eenzame klus. En verder moest ik de meelbroei bestrijden die was geconstateerd in de meelvoorraad. Dat scheen een heel vervelende schadepost te kunnen worden en ik bedacht dat het mogelijk zou helpen de zakken uit elkaar te zetten en te openen en er dan met een stok een kuil in te draaien. Ik mocht dat proberen en volgens de labmensen die er ook bij waren betrokken hielp het en kreeg ik de opdracht dat op de hele zolder zo te doen. Menig muizennest vond ik in die zakken en ik joeg de bewoners naar de helling die naar de Zaan leidde. Ik weet niet of ze zwemmen konden maar op ‘mijn zolder’ wilde ik ze niet hebben. De kwaliteit van het meel was mijn verantwoordelijkheid geworden. En ik zal ze wel meer bespaard hebben dan mijn salaris in die paar weken bedroeg.


jandejong

buitenbeentjeJan de Jong, geb. 1940, bundelde in 2011 zijn jeugdherinneringen in een privé-uitgave, ‘Buitenbeentje in het Havenkwartier’. Het boek was bedoeld om onder zijn familie en vrienden te verspreiden, maar er bleek veel meer belangstelling voor dan hij had verwacht. Uiteindelijk werden er 750 exemplaren van verkocht. Inmiddels is het niet meer verkrijgbaar..

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum