trouwdagDicky zag er stralend uit in haar witte bruidsjurk. Het tule waaide hoog op terwijl ze probeerde zo gracieus mogelijk in de gereedstaande Mercedes te stappen. Ze schikte alles weer recht terwijl ze ging zitten en lachend naar mij keek.

Vandaag, 25 juni 1970, ging ik trouwen en zou definitief een streep worden gezet onder mijn jeugdjaren. Langzaam reed de auto de Willem Brinkmanstraat uit. Ik keek naar het witte, nog altijd moderne complex in de groene zone aan het einde van de straat terwijl we de bocht namen. Ik kende het van binnen en van buiten. Het was de Ds. Lindeboomschool, waar ik lezen, schrijven, rekenen en de vaderlandse en bijbelse geschiedenis had geleerd. Ik was er voor het eerst verliefd geweest, maar de meest spectaculaire gebeurtenis op die school vond pas plaats toen ik er al jaren van af was.

ds-lindeboomschoolDe meesters en de juffen droegen me op handen; ik was slim en het stond vast dat ik misschien wel net als mijn oudste broer voor dokter zou gaan leren. Van meester Meijer in de vijfde klas kreeg ik liefs vijf negens op mijn rapport. Niet alleen daarom mocht ik hem erg graag: van alle onderwijzers op die school kon hij het mooist vertellen. Met zijn aanwijsstok, rubber dopje op de punt, stond hij voor de kaart van Nederland of van Europa. Met de hele klas maakten we denkbeeldige vliegreizen. We landden in Normandië maar konden niet meer opstijgen doordat we dikke buiken hadden gekregen van de cider die daar wordt gemaakt. In Gouda landden we om pijpen en kaas te kopen. Hij vertelde over zijn wonderbaarlijke paard waarmee hij tochten door het landschap maakte en dat naar hem toe kwam draven als hij de beginregels floot van het volkslied van de provincie Groningen, waar hij vandaan kwam:

Van Lauwerzee tot Dollard tou,
van Drenthe tot aan 't Wad,
doar gruit, doar bluit ain wonderlaand
rondom ain wondre stad.

Hij had zijn geboortedorp zelfs met potlood voorzichtig ingetekend op de blinde kaart van Nederland, “maar dat hoeven jullie niet te onthouden”, zei hij er vlug bij.

rapport-lindeboomschool Een jaar later, bij meneer Dorgelo, die niet alleen meester van de zesde klas was maar ook het hoofd van de school, werd ik met nog een stuk of tien kinderen in de linker rij geplaatst. Die was bedoeld voor de leerlingen die na de lagere school door mochten naar de mulo of misschien wel naar de hbs of het gymnasium – hoewel er geen christelijk gymnasium was in Zaandam; daarvoor zou je naar het Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam moeten. Wij kregen af en toe extra aandacht en moeilijker opgaven dan de rest van de klas, die was voorbestemd voor huishoudschool (meisjes) of ambachtsschool (jongens).

‘Meester’ mochten we trouwens niet zeggen. Dat was zo bepaald toen we in 1953 het nieuwe gebouw betrokken. De school rook nog naar verf en we kregen allemaal een lekkere koek. ‘Meester’ is ouderwets, zei meneer Dorgelo, “wij zeggen voortaan ‘meneer’.” Dat het wel ‘juf’ en ‘juffrouw’ bleef, vond niemand vreemd.

De lokalen hadden grote glazen wanden, waardoor je uitkeek over het grasperk rondom de school, de Laan der Vrijheid en de Gouw – aan de overkant van die brede sloot strekten de weilanden zich uit tot Oostzaan, waarvan je in de verte de dorpstoren kon ontwaren. Handenarbeid (voor de jongens) werd op de ruime gang gegeven, ‘nuttig handwerken’ (voor de meisjes) gewoon in de klas.

De Ds. Lindeboomschool en de openbare Wilhelminaschool behoorden tot hetzelfde complex en deelden een gymnastieklokaal. De twee scholen waren verbonden via een glazen gang. Daar liepen wij maar bij één gelegenheid doorheen: als we gymnastiek hadden, want het gymlokaal was aan de Wilhelminaschool vast gebouwd. De schoolpleinen van beide scholen waren net zo gescheiden als het christelijk en het openbaar onderwijs in die jaren. Wij hadden geen contact met de ‘openbare’ kinderen van de Wilhelminaschool.

lunteren1958Mijn vader belde boos met meneer Dorgelo nadat wij in de zomer van 1959 waren teruggekeerd van een gezamenlijke vakantie met de familie Berghege in pension De Eekhoorn in Lunteren. Hoe was het in vredesnaam mogelijk, vroeg hij, dat ik was gezakt voor het toelatingsexamen van het Zaanlands Lyceum? Vier kinderen hadden aan de poort geklopt van de hbs, slechts één was er toegelaten, en die was, zoals mijn vader kwaad tegen Dorgelo zei, pas kort tevoren op school gekomen na een verhuizing uit Enkhuizen.

dslindeboomschool

Een jaar of vijf later liep ik opnieuw de Ds. Lindeboomschool binnen. Hans van der Hoeden, een zwager van mijn broer Jelte, had een beroep op mij gedaan om medewerker van de zondagsschool te worden. En zo stond ik opeens weer in een lokaal van mijn oude school, nu niet als leerling maar als ‘meester’. Ik vond het leuk om verhalen te vertellen aan de kinderen en kon dat ook goed. Ze hielden niet van voorlezen, je moest vertellen, liefst zo beeldend mogelijk. Ik vertelde hun verhalen als de Ongelooflijke Avonturen van Bram Vingerling (schooljongen brouwt drankje waarmee hij zich onzichtbaar kan maken) en De Tijdmachine (tijdreiziger komt in de verre toekomst terecht). Mijn vriend Rob deed zowaar ook mee, al nam hij in deze tijd meer en meer afstand van de kerk. Na één jaar zondagsschool hield hij het dan ook voor gezien.

Dat was kort na het ongeval met de brommer.

In die tijd gebruikte ik vaak de Kapitän Mobylette van mijn vader, een oude, niet al te beste bromfiets die ons niettemin in weer en wind diende.

Wat er die zondagochtend aan de hand was – ik heb er nog steeds geen idee van. Weigerden de remmen? Onderschatte ik mijn snelheid? Gleden mijn vingers van de handles af? Met Rob achterop reed ik over het voetpad, richting de glazen gang die de Lindeboomschool verbond met de Wilhelminaschool, waardoor wij ooit naar gymnastiekles wandelden. Maar in plaats van tijdig te remmen, ging ik met een klap dwars door de ruiten.

De ravage was onvoorstelbaar. Rob en ik kwamen er zonder kleerscheuren van af, maar de gang was bezaaid met glassplinters. Ik was zelf nog het meest verbaasd, niet alleen over wat er gebeurd was maar ook dat niemand van de leiding boos op me was. Lang zijn we in de weer geweest met stoffer en blik. Soms kom ik Hans, die me destijds had gevraagd als medewerker van de zondagsschool, nog wel eens tegen. Hij herinnert me dan steevast aan dit verhaal.

Ds LindeboomschoolDe school zag ik nadien nog vaak, al verhuisden Dicky en ik al snel uit Zaandam. Mijn schoonouders woonden immers in de Willem Brinkmanstraat, en Antje, mijn schoonmoeder, bleef er wonen nadat haar Dirk was overleden. Net als de tijdreiziger in het boek van H.G. Wells zag ik de omgeving steeds veranderen. Het hek om het schoolplein verdween. De naam werd veranderd in De Brug. Van lagere school werd het een basisschool, later werd ze bestemd voor cursussen voor volwassenen. En als ik nu sta voor het huis van Antje, die al jaren geleden is overleden, en in de richting kijk van de school, zie ik het witte complex niet meer. Zowel de Ds. Lindeboomschool als de Wilhelminaschool is gesloopt, om plaats te maken voor een woonwijkje.

Toen Dicky en ik in de Mercedes de school passeerden op die zonnige zomerdag in 1970 dat wij gingen trouwen, stond het gebouw nog te blinken in de zon. Ik keek door de ramen naar binnen. Zou meester Meijer daar nog les geven?

Dan zou misschien, zo dacht ik, ook de blinde kaart van Nederland nog wel in de klas hangen, waarop hij met potlood de locatie van zijn geboortedorp had ingetekend die wij niet hoefden te onthouden.

In de laatste weken van mijn tijd op de Ds. Lindeboomschool deed de Nederlandse Aardolie Maatschappij een geweldige ontdekking: in Groningen werd een aardgasbel aangetroffen, een van de grootste van de hele wereld. Dat gebeurde uitgerekend in het dorpje waar mijn meester vandaan kwam.

Door de gaswinning is die gemeente, Slochteren, tegenwoordig vooral bekend door de aardbevingen die dit deel van Groningen teisteren. 

Ain Pronkjewail in golden raand
is Grönnen, Stad en Ommelaand;
ain Pronkjewail in golden raand
is Stad en Ommelaand!

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum