winter1963Het is niet alleen bittere noodzaak, maar ook een sport om het moment dat we de thermostaat omhoog draaien, zo lang mogelijk uit te stellen. Vóór de democratie, tegen de hoge energierekening. Maar wat als het weer zo koud wordt als vroeger?

Oktober 2022, dinsdagochtend in Holland. Buiten is het 7, binnen 17.0 graden. De thermostaat slaat pas aan als de temperatuur onder de 14.5 graden komt. Een jaar geleden zou ik hem even, een halfuurtje maar, op 21 hebben gedraaid. Maar nu even niet. Vanwege de energierekening, vanwege de democratie – koud douchen tegen Poetin doe ik nog net niet, maar als het moet, meld ik me meteen als vrijwilliger – en vooral vanwege het milieu. En ach, wat is koud?

Februari 1956. Ik sta in onze koude huiskamer naast mijn vader en kijk vol spanning toe hoe hij het klepje van de kolenkachel open doet. Ik ben nog in pyjama, ik bibber. Naast m’n vader ligt een stapeltje dunne latjes – van lege sigarenkistjes misschien, etalagemateriaal uit de winkel, ze ruiken lekker naar tabak – een oude krant, en de kan petroleum die ik gisteren voor twee dubbeltjes heb laten vullen bij de drogisterij op de Zuiddijk, vlak bij de Hanenpadsluis.

De kamer is koud, mijn slaapkamer is koud. ik werd vanmorgen wakker met ijsbloemen op de ruiten. Ik trok de zware kruik onder m’n dekens vandaan en kroop op handen en knieën naar het raam. Hoe bestaat het dat er zulke mooie dingen bestaan als ijsbloemen. Ik krabde er met m’n nagels overheen en trok dunne lijntjes over het glas. Ik liep de trap af, de kachel zal straks wel snorren. 

Mijn vader rammelt met de pook aan een knop van de kachel, de koude as valt in de asla. Die mag ik straks legen in de asemmer, achter de keukendeur, maar voorzichtig, anders ligt er een grijze laag stof op de vloer.

Hij maakt een prop van De Zaanlander van gisteren en legt er wat houtjes op. Hij gaat staan en pakt de kan met petrolie. “Effe opzij, knecht.” Ik hoor het klotsen in de kan en het sprenkelen van de vette vloeistof op het papier. Hij pakt zijn aansteker en houdt die bij het doordrenkte krantenpapier. Gele vlammen schieten omhoog en jagen al gauw de houtjes in de fik, een brandlucht kruipt de kamer in. In de kachel is het altijd Luilakfeest, denk ik.

Mijn vader klapt het deurtje van de kachel dicht en gebruikt de pook om ’t deksel op te tillen. Hij tilt de kolenkit op en schudt voorzichtig een paar handjes eierkolen – die zorgen volgens hem voor de allerbeste warmte – naar binnen. Het lijkt alsof de houtjes uitgaan, zie ik terwijl ik probeer door de ondoorzichtige mica ruitjes in het deurtje te kijken. Na een paar minuten zie ik hoe een oranje gloed zich meester maakt van de zwarte kolen. Binnen vijf minuten zal het beginnen warm te worden in de kamer.

Het wordt tijd om me te wassen bij de kraan, boven op de overloop. In de keuken heeft mijn moeder de melk al opgezet voor de havermoutpap. Het is veilig en al bijna warm aan de Meidoornstraat in Zaandam. 

De winter van 1956 was koud, loeikoud. Maar dankzij onze Limburgse kolen en de Limburgse kompels hoefde niemand in Nederland het koud te hebben. Toch waren kolen duur, mijn vader liet de kachel elke avond uitgaan, dat scheelde weer een paar dubbeltjes. 

Buiten huilt de wind om 't huis
Maar de kachel staat te snorren op vier 
Er hangt een lapje voor de brievenbus 
En in de tochtigste kieren zit papier
(1948, Kees van Kooten en Wim de Bie)

 

winter1890

Januari 1934. Opa Rep was beurtschipper geweest en voer tussen Zaandam en Amsterdam, maar was werkloos geworden nadat hij niet meer kon lopen vanwege de ‘rimmetiek’. Opa en oma namen commensaals, kostgangers, in hun huis aan de Jan Windhouwerstraat, maar in de winter, als de straten vol sneeuw lagen en je zelfs over het ijs naar de overkant van de Zaan kon lopen, redden ze het niet, de schamele voorraad kolen was al lang op toen de winter goed doorzette.

Er zat voor opa niet anders op dan aan te kloppen bij de kerk. In de kerk werd regelmatig gecollecteerd voor kolengeld, heel wat broeders en zusters hadden het niet breed. Maar je hand ophouden bij de diakenen, dat deed je niet zo gauw. De schande van de mensen van de diaconie die over de vloer kwamen, die wilden weten hoeveel je verdiende, wat je met het geld deed en of je het niet verzoop, was haast tastbaar. 

Maar het geval van mijn opa was duidelijk. Siem Rep was een werkloze schipper, die samen met mijn oma dagelijks zorgde dat de hongerige commensaals een goed bord eten hadden en elke week schone lakens op hun bed. Bovendien gingen opa en oma iedere zondag naar de kerk, een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor de aalmoes.

Corrie, hun oudste dochter, schaamde zich heel erg voor dat bedelen om kolengeld. In de jaren vijftig kregen opa en oma het wat beter, vooral dankzij de AOW van vadertje Drees. Corrie stond er toen op dat zij van hun spaarcentjes, die ze inmiddels hadden vergaard, het kolengeld aan de kerk zouden terugbetalen. Dat is nog gebeurd ook, want met tante Corrie moest je rekening houden.

Toen kwam de welvaart, en in Groningen, bij Slochteren, werd een aardgasbel van gigantische afmetingen ontdekt. We deden de kolenkachels de deur uit en lieten centrale verwarming aanleggen, onze huizen werden warm dankzij het gas, en wij werden rijk van de export. 

Maar in oktober 2022 dringt weinig aardgaswarmte door in onze woonkamer. Het is ook een beetje een sport om het moment dat we de thermostaat hoger draaien, zo lang mogelijk uit te stellen. Door de klimaatverandering is de kans op een koude winter als 1956 of 1934 trouwens niet zo groot meer. Maar om allerlei redenen verlang ik terug naar die snorrende kolenkachel in dat kleine kamertje, achter de winkel in de Meidoornstraat.

We gingen nog in 't bad, haartjes nat 
Nog even op, totdat vader zei: ‘Vooruit, naar bed.’ 
Dan kregen we een kruik mee 
Gezichten in 't behang 
Maar niet echt van binnen bang 
Toen was geluk heel gewoon 
(1948, Kees van Kooten en Wim de Bie)

https://www.youtube.com/watch?v=Kb8emjhZGiY 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum