oostenrijk nederlandHet Nederlands Elftal heeft in Qatar de poule-fase overleefd en ontmoet zaterdag het team van de VS. In 1958, het eerste wereldkampioenschap voetbal dat ik me herinner, was Nederland er niet eens bij. Als de Keuzecommissie van de KNVB Zaankanter Piet Kruiver eerder had zien staan, had het heel anders kunnen gaan.

Mijn eerste wereldkampioenschap voetbal was het WK 1958. Twaalf jaar oud was ik, van dag tot dag volgde ik de verslagen in De Zaanlander. Bij café Lammes aan de Zuiddijk in Zaandam stonden schoolborden met getekende portretten van voetballers, waarop werd aangekondigd dat je binnen naar de wedstrijden kon kijken. Voor zover die op tv uitgezonden werden, want televisietijd was nog beperkt eind jaren vijftig.

Van het toernooi herinner ik me maar één wedstrijd: de finale tussen gastland Zweden en de Brazilianen. De Brazilianen, met kindsterretje Pelé, waren veruit favoriet, al waren ze nog nooit wereldkampioen geweest. Dat Zweden de finale had bereikt, was sowieso al een verrassing, het zal wel met het thuisvoordeel te maken hebben gehad.

Op zondagmiddag 29 juni 1958 fietste ik met mijn vader en mijn broers naar opa en oma Rep aan de Rosmolenstraat. Twee jaar eerder hadden zij ter ere van hun diamanten bruiloft een televisie-toestel gekregen, een van de eerste in de straat. Zo had ik kennis gemaakt met de tv-sterren uit die tijd, zoals Dappere Dodo van de KRO en IJsco de IJsbeer van de VPRO – het waren marionetten die met lullige touwtjes en stangen over een tafel werden voortbewogen, zodat wij nog altijd naar de poppenkast zaten te kijken, al stond die nu in de huiskamer in plaats van op straat. Verder had je omroepster Tante Hannie van de KRO naar wie je moest zwaaien – gek is lastig, dacht ik, terwijl ik mijn handen stijf in mijn broekzakken hield – en later Pipo de Clown en natuurlijk de onvergetelijke Swiebertje.

Eigenlijk mochten wij niet kijken naar voetbal op zondag, want op de zevende dag moesten wij rusten, net als God, die in zes dagen de hemel en de aarde had geschapen en daarvan op de zevende dag uitrustte. Dus wij gingen in Koog aan de Zaan nooit naar KFC, waar op zondag Dick Schouten, Cees en Klaas Molenaar, Andries Kok en Piet Kruiver voetbalden, ook al was het KFC-terrein aan de Pinkstraat bijna bij ons om de hoek. En evenmin gingen wij naar ZFC toen wij in 1950 waren verhuisd naar Zaandam. Maar voor de finale van het wereldkampioenschap voetbal maakte mijn vader graag een uitzondering, zodat wij allen, met opa en oma, in het halfduister van de huiskamer gereed zaten terwijl de tv langzaam aangloeide. Mijn vader nam de tijd het testbeeld goed recht te stellen. Daarna eerst nog de Eurovisiemars (twee keer: één keer met Nederlandse en één keer met Zweedse achtergrond) en we zaten klaar voor de uitzending uit het Zweedse Solna.

 opa omarep rep

Nederland was er niet bij, in Zweden 1958.

Ik was op een andere zondag, ruim een jaar eerder thuis bij mijn vriend Rob Berghege aan de Burgemeester Van de Stadtstraat via de radio getuige van het drama van de naderende uitschakeling van het Nederlands Elftal. Bij de Berghegetjes ging het er wat minder principieel aan toe dan bij ons thuis. Elke zondag ging daar vrolijk de radio aan op het moment dat het laatste kwartier inging van de wedstrijden in de eredivisie. De omroep mocht verslag doen van de laatste vijftien minuten op de vaderlandse voetbalvelden. Er werd dan geschakeld van het ene stadion naar het andere: van het Diekmanstadion van Sportclub Enschede naar stadion De Boschpoort van MVV (“en hier is dan Maastricht”, riep steevast de lokale radioreporter met een echt Limburgs accent – wat niet heeft kunnen verhinderen dat ik zijn naam ben vergeten, maar die waarschijnlijk Jacques Heesman heette), vervolgens naar Stadion het Oosterpark van GVAV in Groningen, en via de Kuip in Rotterdam, natuurlijk van Feijenoord – toen nog met een ij met puntjes – naar de Watergraafsmeer, waar Ajax speelde.

Om zich te kwalificeren voor het wereldkampioenschap moest Nederland Oostenrijk en Luxemburg de baas blijven. Luxemburg was niet zo’n probleem, Oostenrijk was andere koek. 

Die wedstrijd op 26 mei 1957 in het Prater Stadion van Wenen maakt deel uit van het collectieve geheugen van Nederland. Het Nederlands Elftal – de bijnaam ‘Oranje’ werd nog vrijwel niet gebruikt, er waren ook geen rare supporters met indianentooien en oranje pakken, maar gewoon mannen met petten, hoeden en sigaren, en een enkele vrouw met een suikerspin en een hoofddoekje – stond bij de rust met 2–0 voor. Maar na de rust ontaardde de wedstrijd in een trap- en schoppartij, waar Nederland geen antwoord op had. 

Piet Kruiver
Pelé

Als bondscoach Elek Schwarz toen Piet Kruiver had opgesteld, had die wedstrijd misschien heel anders kunnen aflopen. Maar Piet Kruiver speelde op dat moment nog bij KFC in de eerste divisie. Hij had wel gespeeld in het Nederlands B-elftal en in het Nederlands jeugdelftal, maar de Keuzecommissie van de KNVB had de blonde Koger niet opgeroepen voor de Centrale Training van het echte Nederlands Elftal. Pas een halfjaar later, in november ’57, zou Kruiver, inmiddels onder contract bij PSV, zijn debuut maken tijdens Holland–België, de zinderende derby van de Lage Landen in Rotterdam. Nederland won die wedstrijd met 5-2, Piet Kruiver tekende voor het tweede doelpunt. Maar dat telde natuurlijk niet mee voor de kwalificatie.

Piet was niet alleen een doelpuntenmachine, maar ook een bikkelharde voetballer. Een paar maanden eerder was hij van het veld gestuurd tijdens de eerstedivisiewedstrijd KFC–ADO. Hij had nagetrapt en kreeg een schorsing van vier wedstrijden, waarvan twee voorwaardelijk. Een paar jaar later, in 1961 werd hij ook van het veld gestuurd nadat hij met PSV in een vriendschappelijke wedstrijd tegen Lanerossi Vicenza de Italiaanse keeper uit de wedstrijd had geschopt. Lanerossi had wel behoefte aan zo’n bikkelharde aanvaller en bood hem prompt een contract aan. Weer vier jaar later, in september 1965, onderstreepte Kruiver, inmiddels terug in Nederland en spelend voor Feijenoord, zijn reputatie door in de Europacupwedstrijd tegen Real Madrid de Spaanse doelman in het net te werken, zodat Hans Kraay het winnende doelpunt kon laten aantekenen. Gescoord met een tulband om zijn bebloede hoofd waarin Feijenoord-verzorger Gerard Meijer vijf krammen had moeten zetten, nadat Kraay een trap tegen zijn hoofd van een speler van Real had gekregen.

Met zo’n bikkelharde midvoor als Kruiver had Nederland het misschien wel gered tegen Oostenrijk. Kruiver kon net zo hard schoppen als de Oostenrijkers, en nog wel harder als het moest. Nu moest Nederland, geïmponeerd door de keiharde Oostenrijkers, de voorsprong uit handen geven en verloren ze de wedstrijd met 3–2. Nog hoor ik de ontzette kreet van mevrouw Berghege toen Roel Wiersma bloedend op de sintelbaan naast het spelveld belandde na een grove overtreding van een van de Oostenrijkers. De sfeer aan de Burgemeester Van de Stadtstraat was na afloop zeer bedrukt. 

Voor de returnwedstrijd tegen de Oostenrijkers in het Olympisch Stadion, een halfjaar later, was Kruiver evenmin geslecteerd, ook al had hij inmiddels succesvol gedebuteerd in het Nederlands Elftal. Het bleef 1-1, Abe Lenstra miste in de laatste minuten een prachtkans. Niet Nederland, maar Oostenrijk mocht naar Zweden afreizen, waar het al in de poulefase werd uitgeschakeld. 

Bij opa en oma zagen we op die zondag in juni 1958 hoe de ‘goddelijke kanaries’ van Brazilië de Zweden met 5–2 versloegen. We waren onder de indruk van de zeventienjarige Pelé, van de snelle Garrincha, van Didi, Vavá, van doelman Gilmar. 

'Zaanse Piet'  zou nooit aan een wereldkampioenschap meedoen.

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum