den uyl bakkerWat aardig! Opeens vind ik twee schattige verhaaltjes in mijn mailbox, jeugdherinneringen van mijn klasgenootje van het Zaanlands Lyceum, Marisca Milikowski. Sfeertekeningen van een gelukkige jeugd, die werd beleefd in de Zaanstreek en tijdens vakanties in Egmond. Hoezo communistisch trauma?

De aanleiding voor haar onverwachte zending wordt gevormd door het boek Raadselvader/Kind in de koude oorlog, door socioloog Jolande Withuis. Of eigenlijk, het interview met Withuis dat afgelopen zaterdag verscheen in NRC Handelsblad, want het boek zelf heb ik nog niet gelezen. Toen ik het interview las, moest ik onweerstaanbaar denken aan Marisca. Want haar meisjesnaam is Bakker, en iedereen in de klas en vrijwel iedereen op school wist dat zij een dochter was van Marcus Bakker, de charismatische leider van de Communistische Partij van Nederland.

In 1962 zaten Marisca en ik beiden in klas 2A; de klassenfoto die er destijds van genomen is, getuigt er nog altijd van. Beiden waren we Zaanse kinderen van bescheiden komaf, maar dat was ook zo’n beetje onze enige overeenkomst. Mijn vader was, behalve sigarenwinkelier, ouderling van de gereformeerde Zuiderkerk, Marcus Bakker was hoofdredacteur van het communistische dagblad De Waarheid en niet alleen Tweede Kamerlid voor de CPN maar ook een fel, gevreesd, soms zeer geestig redenaar.

Kortom, geen vader die je kunt negeren. Hij verdedigde het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956, wat tot felle reacties leidde. Boze Amsterdammers bestormden het partijgebouw Felix Meritis aan de Keizersgracht in Amsterdam – schrijver Simon Carmiggelt stond erbij en keek ernaar. Strijdbare Marisca verloochende haar afkomst niet. Ik was onder de indruk van een opstel van haar dat leraar Nederlands Zwaga voorlas in de klas, waarin zij eigenschappen opsomde die mensen tot ‘goede communisten’ maakten. Het maakte op mij indruk omdat ik nu juist niet te koop liep met mijn gereformeerde achtergrond, bang als ik was voor verwonderde vragen daarover op het verlichte lyceum.

Meer dan een halve eeuw later. De Zuiderkerk, ònze Zuiderkerk, is gesloopt, de gereformeerde kerken zijn opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland, de rol van de kerken in de samenleving is gemarginaliseerd. Het communisme is in Nederland als politieke stroming zo goed als verdwenen, de CPN is opgeheven, opgegaan in Groen Links. Jolande Withuis rekent af met haar communistische roots. Het interview dat zij geeft aan NRC, getuigt van een sombere jeugd, waarin haar vader Berry Withuis haar ‘wrange levenslessen’ bijbracht. ‘Het is altijd oorlog. Feind hört mit’, luidt de alarmerende kop van het verhaal, waarmee de toon gezet is.

Wat citaten:

[Wat mijn vader me leerde:] „Zorg dat je in een café altijd met je gezicht naar de ingang gaat zitten en een tweede uitgang weet. Dan zie je wie er binnenkomt, kun je altijd wegkomen en kunnen ze je niet onverhoeds in je rug schieten.”

“Op de lagere school mocht ik beslist niet vertellen dat mijn vader bij De Waarheid werkte. En dat vráágt een schoolmeester natuurlijk: ‘en wat doet jouw vader, Jolande?’ Op zulke momenten moest ik echt krampachtig standhouden.”

„Het heeft me heel angstig gemaakt. Uiteindelijk heb ik enorm last van paniekstoornissen gekregen. Door mijn huisarts werd ik als twintiger zelfs doorverwezen naar een psychiater.”

“De lakmoesproef voor een goede communist lijkt op de lakmoesproef voor een extremistische moslim: ‘ben je uiteindelijk bereid om te doden voor het hogere doel?’ Het gaat eerst en vooral om de goede zaak.”

Jolande Withuis kwam pas na een lange psychoanalyse van het beklemmende gevoel van haar opvoeding af. Marisca Bakker heeft geen psychiater nodig. Ik mail met haar naar aanleiding van het interview, en veronderstel dat zij er veel in zal herkennen. Maar, nee: “[Je mail] geeft me de gelegenheid om dat beeld wat te corrigeren”, schrijft ze. “Ik herken me totaal niet in wat Jolande zegt. Bij ons thuis was het juist gezellig en vrijgevochten.”

Zeker werd ze wel aangesproken op haar vader. Zeker heeft ze ook gemengde gevoelens over wat er soms op school gebeurde. “Ik herinner me 1956 nog heel goed”, mailt ze mij. “Ik zat in de vierde klas op de Vondelschool op het hoek van het Rustenburg en de Zeemansstraat en juf Boom begon de les met een ijselijk verhaal over Russen en hun misdragingen. Ik hoorde daarvan op. Ik weet nog dat ik tussen de middag naar huis rende en m’n moeder om opheldering vroeg. Ik voelde me vooral zelf aangesproken. Maar leraren spraken me ook aan op m’n vader. Hij was gewoon bekend, daar kwam ik ook niet onderuit. Overigens: van dat opstel van mij dat je noemt, herinner ik me niks.”

Ze stuurt ze me twee verhaaltjes op, die een bijzonder licht werpen op haar jeugd en haar vader, de gevierde en gevreesde communistenleider. Hoe Marcus zijn kinderen over Sinterklaas vertelt, en hoe het gezin jaarlijks op vakantie ging naar het strandhuisje in Egmond.

Sinterklaas. Sinterklaas is geweest! Pappa komt terug en zou nu graag wel een kopje koffie lusten. Zal ik eens koffie gaan zetten, Els? O Marcus doe niet zo vals, giechelt mijn moeder.

 

Aan het Noorderstrand. Later heb ik verhalen gelezen van communistenkinderen die door ‘het primaat van de politiek’ hun jeugd zagen verpest. Bij mij was dat niet zo. De historie van de bunkers kon me niks schelen. De enige God daar was de zee.

  

 

 

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum