scuijt westzijdeIn 1963 verhuisde het Zaanlands Lyceum van de Westzijde naar de Vincent van Goghweg in Zaandam. Het verlaten gebouw deed daarna dienst als winkel in bedden en slaapkamerameublementen. Toen ik trouwplannen maakte, liep ik er voor het eerst binnen. Het werd een reis, terug in de tijd.

zaanlands logo

‘Schuijt Meubelen’, stond met grote letters op de gevel van het grote witte gebouw aan de Westzijde. Het hek om het schoolplein was verdwenen, het hele schoolplein was trouwens weg. De ramen van de klassen op de begane grond hadden plaatsgemaakt voor een glazen gevel. Natuurlijk waren de klaslokalen ook verdwenen.

Ik hield de deur open voor Dicky. Voor het eerst sinds de grote vakantie van 1963, nu zeven jaar geleden, liep ik het pand binnen. We stonden tussen bedden, kasten en bedden. Het rook er naar verse vloerbedekking. Beddenmagazijn Schuijt had zijn best gedaan om elke herinnering aan het Zaanlands Lyceum uit te wissen. Toch was dit de plaats waar ik vier jaar lang elke dag naar toe was gefietst -- vakanties en spijbeldagen uitgezonderd. Nu kwam ik hier voor een heel andere boodschap: Dicky en ik gingen binnenkort trouwen en hier gingen we onze eerste grote aankoop doen.

typhoon lyceum

typhoon laatsteschooljaar2

Bijna honderd jaar had het statige, hoekige neoklassieke gebouw dit deel van de Westzijde gedomineerd. In 1865 werd het geopend. Bijna een eeuw later, in 1963, werd de nieuwbouw aan de Vincent van Goghweg betrokken. In september 1962 had het dagblad voor de Zaanstreek De Typhoon een verslaggeefster en een fotograaf naar het schoolplein gestuurd toen voor de laatste keer een nieuw schooljaar begon in het oude gebouw. Met opgetrokken neus constateerde de reporter dat het behoorlijk kon stinken in het oude complex. ‘Eens pronkstuk, doch nu…’ kopte ze boven een kadertje, waarin ze schreef: ‘Het pand is volkomen verouderd. Het meubilair is rijp voor de Zaanse Schans of het Openluchtmuseum. De toiletten voldoen in het geheel niet meer aan de eisen, die men vandaag màg en reeds 25 jaar geleden mòcht stellen aan sanitair.’ Het was geen loze constatering. Mijn oudere broer, die net als ik zijn beste jaren op het Zaanlands Lyceum sleet, schreef niet voor niets in schoolkrant, De Projectielantaarn, dat je op de wc wel een sigaret mòest opsteken om iets anders in je longen te krijgen dan de pislucht.

Dicky had dit soort verhalen al vaak gehoord. Maar het was nu voor haar de eerste keer dat zij in het gebouw stond. Ik legde haar uit hoe het er tot voor zeven jaar had uitgezien.

Het schoolplein lag aan de achterkant, aan de Zaankant. De leerlingen moesten naar binnen door de achterdeur. De voordeur werd voornamelijk gebruikt door de rector, dr. Jan Oosterhuis – niemand van de leerlingen kende die voornaam trouwens, laat staan dat het ooit in iemands hoofd zou opkomen hem bij de voornaam te noemen. Van achter- naar voordeur liep een brede gang, die niet zo breed was als zich daar een kleine vijfhonderd leerlingen tegelijk door naar binnen persten als de bel was gegaan. Links en rechts waren de klaslokalen, in het midden onderbroken door wat de hal werd genoemd, met het trappenhuis. Er hingen wat mededelingen van de Zaanlandse Lyceum Vereniging en een rode bus waarin kopij kon worden gestopt voor de Projectielantaarn, die liefkozend de PL werd genoemd,.

Ik heb heel wat tijd doorgebracht met drentelen op de marmeren vloer


Het trappenhuis was er nog altijd in beddenmagazijn Schuijt, maar er was geen spoor meer van de klaslokalen. Geen spoor meer van het natuurkundelokaal, waar meneer Heijkoop ons verbaasde met zijn proeven met de Maagdenburger halve bollen, die zelfs de sterkste jongens van de klas niet konden lostrekken. Geen spoor meer van het hokje van juffrouw Schaap van de administratie, van de kamer van de rector en van de lerarenkamer aan het einde van de gang. Ik heb heel wat tijd doorgebracht met drentelen op de marmeren vloer, ondertussen de portretten bestuderend van strenge leraren uit een ver verleden, als ik weer eens de klas was uitgestuurd. Eerst even melden bij juffrouw Schaap en dan maar wachten tot de rector tijd voor me had. Het was een man uit een andere tijd. Hij straalde ouderwets gezag uit terwijl hij naar me opkeek – hij was zeker een hoofd kleiner dan ik – en mij de les las. Hij had kleine blauwe oogjes in een roze gezicht en borstelige wenkbrauwen. Zijn kamer was een verzameling van oud, versleten meubilair, boeken en stapels papier. Het rook er zoals je denkt dat dergelijke kamers ruiken: muf. Een heel enkele keer nam hij een les over als een leraar ziek was. Bij een van die gelegenheden kwam hij boos bij mijn houten schoolbank staan, die in de vakantie net weer een nieuwe geelbruine verflaag had gekregen. Iemand, niet ik, had mijn naam erin gekrast: MREP stond er, in kapitale letters. Woedend keek de rector me aan, maar ik ontkende zo stellig dat hij me het voordeel van de twijfel gaf.

Achter de trappen was de plek waar de dame van De Typhoon zo’n last van de stank kreeg: de jongens- en de meisjes-wc. De trappen waren bruin gelakt en vooral erg uitgesleten. De verslaggeefster van De Typhoon had erover geschreven: ‘Het oude gebouw dreunde onder de voetstappen van de vele honderden.’ Even verderop: ‘Wij hebben vanmorgen eens gevraagd hoe de stemming is ten opzichte van ’t in aanbouw zijnde nieuwe gebouw. De algemene mening: “Ongezellig”. Verscheidene bezwaren noteerden wij uit de mond van Martin Rep en Anne van ’t Veer, resp. 3a en 3d h.b.s. “Het is jammer, dat het nieuwe gebouw niet in het centrum staat. Als we nu een uur vrij hebben, gaan we naar de markt, naar ’n koffiebar of alleen maar even de stad in.”

Dicky en ik liepen de trap omhoog, niet langer kaal en versleten maar fris in de verf gezet. De eerste verdieping was al net zo onherkenbaar als de begane grond was geweest. Ooit was deze grofweg hetzelfde ingedeeld als de benedenverdieping: een brede gang met aan weerszijden lokalen met aan het einde, aan de kant van de Westzijde, het kamertje van dr. De Vreese, de conrector van het gymnasium. Maar nu stonden hier ook alleen maar compleet ingerichte slaapkamers, losse bedden en matrassen. We zagen een mooi, wit gelakte kaptafel, waar Dicky meteen weg van was. Ze had een ronde spiegel in drie delen, die je kon dichtklappen. Ze ging ervoor zitten en verbeeldde zich alvast dat ze ervoor zat en haar haren borstelde. De verkoper rook zijn kans en begon onze keuze te prijzen. Ik vertelde hem dat ik hier ooit op school gezeten had.

zoeter tekenlokaal“Dan zult u het boven nog wel herkennen”, zei hij. We liepen nog een trap op. Hier was het wat rommeliger en stonden wat goedkopere en afgeprijsde ameublementen. In het laatste jaar van de oude school was hier een lokaal gecreëerd voor de mms, de middelbare meisjesschool, een nieuwe richting in het schoolprogramma van het lyceum. Maar de zolder was vooral het domein waar tekenleraar Leo Zoeter vergeefs trachtte de orde te bewaren. Het lokaal liep als een gehoorzaal omhoog, er waren geen stoelen of banken – je stond er te tekenen.  Er stonden antieke kunstvoorwerpen in allerlei vormen die we moesten proberen na te tekenen, daarbij vooral lettend op de schaduwwerking. Een van de moeilijkste was het flesje mondwater, waar allerlei grappen over werden gemaakt omdat Zoeter enorm uit zijn mond rook.

Je kon hem erg kwaad maken als je tijdens de tekenles in het rommelhok achter het lokaal kroop. Hier bevond zich een waar museum van in- en uitheemse voortbrengselen, een verzameling van afgedankte bankjes, paspoppen, tekenschriften en opgeplakte posters.

Op deze bovenste verdieping van Schuijt was de indeling minder ingrijpend veranderd. Maar wat mijn stomme verbazing wekte, was dat het rommelhok er nog steeds was.  “Kijkt u maar”, zei  de verkoper. Ik deed het deurtje open en stapte naar binnen. Ik reisde terug in de tijd. Dezelfde troep die er in 1963, maar waarschijnlijk ook in 1953 en 1943 had gestaan, was nog altijd aanwezig.

“Moet je nou eens kijken, het is niks veranderd”, zei ik tegen Dicky. Ze keek nieuwsgierig om een hoekje, maar de rommel zei haar verder niets. Ik sloeg een oud tekenboek open, met de harde kaft met de opgedrukte letters ‘Zaanlands Lyceum Zaandam’. Op de eerste pagina had de leerling met vaardige hand een aantal steeds platter worden ellipsen getekend, met daaronder geschreven de tekst ‘Hoe lager ze komen, hoe platter ze worden’.

Ik liep terug naar de beddenruimte. We hadden onze keuze gemaakt en gaven onze bestelling op aan de verkoper. Het was een mooi, wit ameublement: een linnenkast, een kaptafel en een tweepersoonsbed. Mooi, maar ook veel te duur voor de krappe beurs van twee jonge mensen die nog maar net begonnen aan hun gezamenlijke toekomst.

 

Beddenmagazijn Schuijt heeft het niet zo lang volgehouden in het oude pand van het lyceum. Inmiddels staat op de plaats van de oude school een appartementencomplex.

Copyright © 2015-2024 Martin Rep | Radboudlaan 14 | 1402 XP  Bussum